Amsterdams minne-beekje. Deel 1
(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp de wyse: Ach Lerinde, &c.
ACh wat rede
Hebt ghy mijn Amarille dat ghy mijn hert,
Dus neemt mede
En laet mijn droeve zieltje in groote smaet
Is dit de gunst van u mijn Amaril?
Dien ick verwachte
Door droeve Clachte
By dagh en nachte,
Wanneer ick naer u wil, u wil, u wil,
Deed al wat u wel gevil
2 Amarille
Verandert eens dit wesen en stuurs ghelaet,
Gunt u wille
Mijn onverdiende straffe doch eens te baet,
| |
[pagina 101]
| |
Laet my de geur van uwe soetigheyt
Noch eenmael smaecke
Met soet vermaecke,
Op uwe kaecke,
En doet my doch die eer, die eer, die eer,
Dien ghy mijn hebt toegeseyt.
3 Dan sal t swerve
Van mijn bedroefde geestje geheel ontstelt
Kunnen sterven,
Wanneer ghy Amarille u eens verselt
Met Coridon die u van herten meent,
En soeckt u sinnen
Door stadigh minnen
Noch weer te winnen
Daerom mijn waerde lief, mijn lief, mijn lief,
Coridon u gunst verleent.
P. Cousaert. |
|