Amsterdamsche Vreughde-stroom (Eerste deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– AuteursrechtvrijToon: Een jongh Vrouw die mijn hert, &c.’t IS noch een korte wijl gheleen,
Dat ick een mooie Meyt,
(Begaeft met veel bevalligheen)
Mijn trou heb voorgeleyt:
Ick vryden haer by nacht en dagh,
De tijt verdroot my niet:
Maer seker, ’t is een hert gheklagh,
Als moeyte is om niet.
| |
[pagina 97]
| |
2 Ick sey mijn soete Engelin,
Ick zweer jou by men sier,
Dat ick jou tienmael meer bemin,
Als Rotterdammer bier,
Ick geef twee blancken voor de pint,
En ‘k neem jou voor de keur,
Wat dunckje wordje niet bemint,
Van jouwen Ser vet veur?
3 Ick eet hiel garen Rijsenbry,
Om Speck-struyf word ick dol:
En noch veel liever heb ick dy,
Maer siet het Meysje zwol
Van pure gramschap, en sy keef,
Ia schold my voor een Sot:
Ick sey, jou rechte Appelteef,
Iy knort, jy moet op ’t schot.
4 En stelde voorts de coers na huys,
| |
[pagina 98]
| |
Y get, ick was soo bars,
Ick docht, het vrijen is een kruys,
Ick ben dit britsen wars,
Die vrijen wil die mach het doen.
Voor my, ick scheijer uyt,
Het baet my een paer nieuwe Schoen,
Dat ick dit werrick stuyt,
|
|