Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 195]
| |
Stemme: Nu sich ondanckbaar toont mijn, &c.
Min.
GY overpuyckje van Amstelsche beelden
Tirsinne, mijn zieltjem kus uw’ Celadon.
Dron.
Soo ooit uw’ Nectar mijn gorgel-pijp streelde,
Soo troost my, o Romer! mijn Stralende Son!
Min.
Tirsinne, mijn waerden, als ick u omvat,
Omvat ick, op aerde, mijn liefste schat.
Dron.
O Wijntje! men vindt geen geluckiger lanst,
Dan tusschen wiens lippen uw’ vochticheyt danst.
Min.
2 Hoe trouwer ick u Tirsinne, beminne,
Hoe dat meerder hette mijn boesem doorwroet,
Dron.
Als ick uw’ druyven de darmen heb binne,
Dan toonen mijn wangen uw’ brandende gloed.
Min.
Getrouheyd in liefden is mijn eenigh woort,
Wijl gene geveynstheyd mijn hartje doorboort.
Dron.
O Wijn-heer! mijn Heerschop, ick acht geen geluyt,
Als eeuwigh de Romers vol-schuymende uyt.
| |
[pagina 196]
| |
Min.
3 Mijn Harderinne, Tirsinne sijg neder,
Rust by uwen vryer, by uw’ Celadon.
Dron.
Sta recht, soo houwen mijn nieren mooi weder,
Of stortge, soo treur ick, o brallende Son!
Min.
Dus hoop ick, in vreden te blyven uw’ vrient,
Dus zultge, Tirsinne, van my zijn gedient.
Dron.
Dies wensch ick, o Bacchus! dat, van dese stondt,
My eeuwigh uw’ Siser bevochtig den mondt.
J. Bara.
|
|