Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– AuteursrechtvrijStemme: Laberdom, &c.
IK mach dat gebruy niet lyen.
Hou je rust.
Hebje lust
Om wat tegen my te stryen?
Wacht een beetje.
| |
[pagina 197]
| |
Wakker Peetje,
Kom nou aan.
Wilje slaan?
2O moer! ick mach jou wel over.
Lustigh, knap:
Zet je schrap:
Al je krachten zijn te pover.
Kijk hoe het s’ er,
En hoe zets’ er,
Om van mijn
Baas te zijn.
3 Neen! je moet, hoe wel ’t je wonder
Dunckt te zijn,
Onder mijn.
’t Gaat hoe ’t gaet, je moet ‘er onder.
Al je praten,
Zel niet baten.
Houje stil.
| |
[pagina 198]
| |
Doe mijn wil.
4 Nouje mijn het hart dus gaande
Hebt gemaakt
En geschaakt,
Of je blijf niet langer staande.
Kom mijn soetje,
Nou ik moetje
’t Eensjes doen
Met een zoen.
5 Wel de droes mach jou niet willen!
Krab je my!
Of je pry!
‘k Smijtje strak wat voor je billen,
Hoe zel ’t wezen,
Zeg geprezen?
Strecktje lust
Tot geen rust?
6 Kom ik moet jou anders dwingen.
| |
[pagina 199]
| |
’t Is al wel!
Maar ik zel
Iou wel kleynder leeren zingen.
Kom jou platje,
Waar ’s jou gatje?
Dat ik jou
Eensjes douw.
7 O de drommel! is dat knypen
In mijn huyt?
‘k Scheyer uyt.
‘k Heb de bruy van sullik grypen.
Dies staat vanme,
Raakje anme,
‘k Geef j’ een trek
In je bek.
8 Iy bint maar een olik fleersje,
Die al ’t leet
Datje weet
| |
[pagina 200]
| |
Vyt te broen met neus en neersje
My komt schaffen,
Maar je blaffen
Kan voortaan
My niet schaan.
M. W. de Ionge.
|
|