Amsteldamse vrolikheyt
(1647)–Anoniem Amsteldamse vrolikheyt– AuteursrechtvrijVervult met Veel'erhande gesangen, en Nieuwe Voysen
Stemme: O nacht! jaloerse nacht.
C Alliope bedout mijn veder met een droppel,
Van d' Hypocreensche-vocht; die van Parnassus vloeyt;
Op dat ik voor een Nimph, een Eer-dicht t' samen koppel,
| |
[pagina 215]
| |
Eer my het leven wort door Atrop af-gesnoept.
2 Vergunne Amira, vergunne, dat ik heden
In schaduw van u gunst, ootmoedig neder-sit:
Niet om u schoonheyts glants, van lit tot lit t' ontleden;
Maer u Geboorts-vermaen, dat is mijn ooge-wit.
3 Terwyl gy van der jeugt, toogt uyt Eratoos Borsten,
De gulde-droppelen van 's Hemels soete melk:
Soo schijnt nu mijn gemoet naer u welvaert te dorsten,
Dat gy moogt worden sat, uyt Christi VVonde-Kelk.
4 Laet Liefd', Geloof, en Hoop, noyt in u hert versterven,
Schoon dat den ouderdom u ted're jaren rekt:
Op dat u sterflikheyt, 't onsterflijk mach be-erven,
Als gy van d' Eng'len-stem sult worden opgewekt.
5 't Is waer dat door den tijt uw leven sal verslenschen,
Gelijk een Lentsche-bloem door Deleus hit geteelt;
Maer al vergaet het lijf der sterffelijke menschen,
Een deugt-begaefde ziel op yeders tonge speelt.
6 Dies stulpt (beleefde Maegt) het licht niet onder 't schepsel,
Dat in u jonkheyt met vergode stralen brant:
Mits gy gesogen hebt, soo deugt-bekroonden Tepel,
| |
[pagina 216]
| |
Als oyt de gulde-Son bescheen in Nederlandt.
7 Niet dat ik flikkeflop, gelijk een Venus-janker;
Die teere Maegden lokt, om 't not van minne-lust;
Waer door de Ziel verteert, gelijk het vleesch door kanker,
Soo haest hy heeft sijn harts-begeerlikheyt geblust.
8 Maer 'k lief u uyt natuer, gelijk Apol sijn Suster:
Om dat gy soo bemint de ware witte deugd';
Want die soo leeft, als gy, leeft na de Ziel geruster,
Als die, die wel-lust heeft in d'ydele werelts vreugd'.
9 Groeyt voort, en voort in deugt; maer niet als Ceres halmen,
Die in den Somer groen, doch 's Winters staen verdort;
Maer als een Lauwer-boom, of als de Maegde-Palmen,
Op dat gy eeuwig groen, hier nae bevonden word.
10 Den Hemel u bedouw', en zy u steets genegen,
Ia trek soo lang gy leeft sijn gunst noyt van u af,
En als hy u begaeft met tijdelijken segen,
Soo denkt eens 's jaers aen hem die u dit eer-digt gaf.
11 Vaert wel mijn Amira, telt menichte van jaren,
In lust, in rust, en in vernoeging' van 't gemoet:
En soo gy wort bestormt van 's werelts woest baren,
| |
[pagina 217]
| |
Volhart in Liefde, als u minste Dienaer doet.
J. Volhart. Volhart in Liefde. |
|