Amsteldamse vrolikheyt
(1647)–Anoniem Amsteldamse vrolikheyt– AuteursrechtvrijVervult met Veel'erhande gesangen, en Nieuwe Voysen
Stemme: A tant priere Mameer.
O Verstaelde Melibee!
Kout als snee!
Kunt gy door mijn herte-wee
Geen melijden nu gevoelen?
Zijt gy ys, zijt gy ys? soo wilt my koelen.
2 Schoone Steen-rots, die altijt
Dapper zijt
Voor de Minnelijken strijt:
Want de golve van mijn suchten
Doet gy met, doet gy met de winde vluchten.
| |
[pagina 46]
| |
3 Melibee, wat leven heeft
Sich begeeft,
Daer de liefdens wimpel sweeft,
Tuygt gy Velden, tuygt gy Bossen,
Wie de min, wie de min oyt was ontwossen.
4 Maer gy, boven de Natuur,
Stookt mijn vuur,
En blijft even koel, en stuur;
Is Cupidoos toors verdronken?
Om u borst, om u borst te doen ontfonken.
5 Wie heeft u, ô mar'mer beelt,
Voort geteelt?
Dat gy dus veel plagen deelt.
Zijt gy tot mijn ramp gebooren?
'k Ly het dan, 'k ly het dan, en ga verlooren.
6 Maer of nader hand de doot,
Mijn omsloot,
Onse eerste moeders schoot,
En mijn geest voor u komt swerven:
Laet die dan, laet die dan gena verwerven.
| |
[pagina 47]
| |
Gun mijn schim die soete lust
Dat g' hem kust,
Soo begeeft hy sich te rust.
Laet mijn trouheyt in u woonen:
'k Sal u dan, 'k sal u dan, mijn doot verschoonen.
J. N. |
|