Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 198]
| |
Stemme: L'avignone.
DEucht yverende Maagt,
Wiens schoonheyt, de faam ten, blaauw gewelfsel draagt,
Roem-waarde Son,
Soo ik u kon,
Ten Hemel heffen ik begon,
Doch leyend',
En vleyend'
Mijn sin,
Goddin,
Ik nergens vin,
Genoegsaam stof;
Doch met verlof,
Door snuffel ik u schoonheyts hof.
| |
[pagina 199]
| |
Cornelia 't gegluur,
Vws oogjes vol soet gestraal en Hemel-vuur,
Praalt of de Son,
Sijn kruyn begon,
Te steecken uyt Neptuns bron
V oogjes,
Met boogjes,
Beset,
Juyst net,
Als of se met,
Apelles hant,
Waaren geplant
Cieren als 't Gout den Diamant.
3 Vw kaakjes soet gebloos,
Pronkt schoonder als eenig vers ontlooken roos,
Wijck Venus wijk Diaan,
V schoonheyt is maar waan,
Dees roosjes d' uwe te boven gaan:
De tipjes,
Vws lipjes,
| |
[pagina 200]
| |
Die sijn,
Robijn,
Waar Ambrosijn,
't Gewelf omringt,
En door yvoire klipjes dringt:
4 Gy sticht in u gemoet
Een Tempel: voor d' Hemel-prins met al sijn stoet:
Alwaar de reen,
Voor an komt treen,
Als vaader vande goede seen:
V leden,
Besneden,
En net,
Omset
Met poeslig vet,
V geestigheyt
ô Soete meyt,
Toont dat gy geen boerin en sijt.
V. E. A. D. P. Dubbels, spe vivo, Hoop baert troost: |
|