Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 109]
| |
Stemme: Granida Princesse.
I
DRoeve noot lots-vlagen,
Hoe comt gy om clampen,
Dese borst die schier door 't clagen smelt,
Clagen? jae door clagen,
Nu ô ramp der rampen!
Al mijn eer ten schand-poel is gevelt,
Eerloose Guyt gy die Diaan u trouw,
Soo dier geswooren hebt, laat ghy Diaan in rouw.
| |
[pagina 110]
| |
II
Denkt gy niet de Eeden,
Die gy snoo verrader,
Hebt gedaan, als w' aan d' Atheensche-strant,
t' Saamen gingen treeden,
Denk, ey, denk eens naader,
Hoe gy my swoert met u eygen hant:
By Hemel, Aart, by sterren, Son en Maan,
So ik u verlaat moet my de Donder slaen:
III
Maar om sunst beswooren
Het schynt dat sijn sinnen,
Sijn verkeert, an liefdens cracht ontbloot,
Die my had' vercooren,
Staackt sijn yvrend' Minnen
Nu hy, laas! Ontreynicht heeft mijn schoot,
Ha snoo de Prins, verdelger van mijn eer,
Ontvlieden meucht ghy my maar Iupijn nimmermeer.
| |
[pagina 111]
| |
Besluyt.
Eerlievende benden,
Acht geen Minnaars sweeren,
Haar beloft is losser als de Wint,
Comt u herwaarts wenden
Om van my te leeren,
Domme jeugt: Versint eer ghy begint;
Pluckt trouwens vrucht niet voor verknochte trouw,
So krijght gy met Diaan geen knaagend' naberouw.
P. Dubbels spe vivo: Hoop baert troost. |
|