Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 71]
| |
Toon: Karileen.
Damus.
HOoge Goon!
Kunt ghy 't verlies gedogen?
Klarinda.
Wat verdriet baart dese rouw?
Of is het om een Lam?
Damus.
Het sien benam,
My, dat ik verloor, en echter noch behouw.
Klarinda.
't Schijnt, tot loon
Dat zich mijn Ziel bewogen
Met uw droeve klachten toont,
Uw seggen met mijn boert.
Damus.
De waerheyt voert
De droefheyt, en 't geen in mijn verhalen woont.
Jaa dit verloren
Baert mijn grootste vreugt.
| |
[pagina 72]
| |
Klarinda.
Laat my doch horen
d'Oorsaak uws geneugt.
Het Koor
Mijns Oor
Wiert, door uw Tongh,
Betreen
Met die reen
Die mijn begrip niet vong.
Damus.
2 Afgodin!
Vw overhelder zingen,
Dat gelijck Amphions stem,
Een Tebens prat gebouw
Bemuren zouw,
Sloot vryheyt, en hert in een gewenste klem.
Klarinda.
Heeft de zin:
Van dat ik deed ontspringen,
V dan niet tot vreugd bekoort?
Damus.
De zin van 't zinrijck liet
Verstond ik niet:
Maer ben door 't gehoor met vele vreugd' gesthoort.
| |
[pagina 73]
| |
Klarinda.
Vw fluyt, en reden
Zouw, de wreedste ziel,
Zoo kunnen kneden
Als uw lust beviel.
Damus.
Waarom
Bekom
'k Dan niet door reen,
Vw liefd',
Die my griefd'
Door boesem, Hert, en leen?
Klarinda.
3 Ach! mijn eer
Kan dese reen niet dogen.
Damus.
Een op Echt gevest verbond?
Klarinda.
My naakt, van schaemt, een bloos.
Damus.
Wiens root, de Roos
Om haar kleur gekeurt, in hare schoonheyt wond.
Klarinda.
Maar, wanneer
De Son, de dauw, komt drogen,
En haar Karmomzijne blaan,
Op 't heerlijkst, openset,
| |
[pagina 74]
| |
Haar glans verplet,
En maeckt, van haer geur, een digt verwelckte laen.
Damus.
De Dadel tronken
Zoo langh vrugtloos staen,
Tot Mannestronken,
Naken hare blaan.
Mevrouw
De trouw
Ontmaagt geen Maagt,
Zoo zy
Zig, staag, by
Haar Ega eerlijck draagt.
P. Vander Gracht. |
|