De Amsterdamse gaare-keuken, met den blyhertigen op-disser
(1736)–Anoniem Amsterdamsze gaare-keuken, De– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Stem: Van Cecilia.
DAer komt ons Gaere meysje,
Weer naer gewone trant,
Ey lieve ziet een reysje,
Watmen al by haer vand,
So linten als van Garen,
Van alderhande kleur,
En alle Naeisters waren,
Vind gy by haer de fleur,
ook beters veelderhande,
en schoone Huivebanden,
vingerhoed en Naeiringen,
Kokers en naeld daer in
Akers twee en vierlingen,
En ieder na zijn zin.
En hoordse haer keeltje roeren,
Sy roept dit is een koop
Voor Borgers ende Boeren,
En roept veel volk te hoop,
Vier ellen om een stuiver,
So Lind als Huiveband,
Akertjes net en zuiver,
Streng Garens alderhand,
schikt nu op u niesdoeken,
en wild u sin uitsoeken,
ook mutseband en Koordje,
Een koker om een blank,
Een Veeter om een oortje,
Al van twee ellen lank.
Een vingerhoed twee duiten,
Twee naelden van een duit,
Sa steekt u hoofde buiten,
Sa borgers kijkt t'samen uit,
En streng van vijftig keren,
Een oordje 't Geld is kleyn,
Wie sou hier om begeren,
verlegen willen zijn,
Nu vrienden wil u een reysje,
Versien van 't Garenmeysjen
't Mag u altijd niet beuren,
Sy hier altijd niet is,
Koopt goed voor gat en scheuren,
't Is groot gerijssenis.
|
|