De Amsterdamse gaare-keuken, met den blyhertigen op-disser
(1736)–Anoniem Amsterdamsze gaare-keuken, De– AuteursrechtvrijVoys: Schoon verweelde dageraet.
Philander.
O Siel vervoerde Rosemond,
Gy hebt mijn hert gestolen,
Ag wild genesen mijne wond
Of anders ik moet dolen,
om u mijn overschoon Godin,
Hebt deernis met mijn min,
En laet mijn troost verwerven,
of anders ik versmeld in rouw,
om u mijn overschoon Ionkvrouw
So 'k u sou moeten derven.
Daerom mijn schoone veld-Godin,
Kom ik hier voor u knielen,
Tot teyken van opregte min
En een verliefde zielen,
daerom mijn Engel een af,
langer te plagen en so straf,
Altijd te wederleggen,
mijn zugten ende zoet gevley,
die ik al om u schoone ley
En daer by te ontseggen.
Uw soete min en lieve mond,
dat mijn jonk
| |
[pagina 12]
| |
hert doet quessen,
Ach laet ik toch O Rosemond
Mijn soete dorst eens lesse
Van kussen aen u lieve mond
so werd mijn min siek hert gesond,
van alle quael genesen
so sal ik u mijn schoone dan,
so lang ik leef en blijf u man,
U altijd dankbaer wesen.
Rosemond.
Philander ik weet niet watje schort
of wat'er u mag deeren?
Is'er u wat gedaen te kort,
dat gy komt lammenteeren;
en gaet te kermen en zugt;
of is het dat ik van u vlugt;
en wil u niet beminnen
'k geloof voor seker dat het is
maer Herder gy zijt daer in mis
en gy zult niet gewinne
Want ik haet'er al u gevley,
en wil na u niet horen,
Ik hou mijn Iong-hert uit de ley,
En blijf gelijk als vooren,
Alleenig in het groene dal,
Om met mijn Schaepjes over al?
Heenen te kennen dwale,
Al by een beek of koele bron,
om voor de hitte al van de Son?
Wat adem te gaen halen.
Daerom Philander gaet van hier!
Want gy sult niet gewinnen!
Door al u kermen en getier:
Wild een ander niet gaen beminne
Ik weet u kermen en gesugt,
Is'er eylaes maer om de klugt
Om mijn maer te verlaten?
Als gy jou willetje had van mijn?
Dan sou jy mijn laten pijn?
En dan nog eeuwig haten.
Philander.
Ag Engel soete Rosemond?
En wild dat dog niet denken:
Ik wou dat ik in den afgrond!
Van stonden aen mog sinken,
En of dat alle het hels gespuis:
Quam met een naer een groot gedruis
Van lid tot lid mijn kurven
Daerom mijn overschoon Godin:
Steld die gedagten uyt u zin:
en laet ik u vermurven.
| |
[pagina 13]
| |
Rosemond.
Philander door 't aenhouwe lang,
So hebt gy mijn verwonnen,
Ik weet het weigeren viel u bang,
dat ik geen liefd' wou jonnen,
Nu gy mijn vrijheid hebt ontmand,
En mijn bemind en blijft konstand;
Sal ik u weer beminnen,
Daerom laet varen u gesugt;
en al u droevig ongenugt,
en laet ons maer beginnen.
|
|