't Amsterdamse rommel-zootje, met verscheyde minne-deuntjes, lief-lockende vrijagie, en treffelijcke harders-sangen, door verscheyde gentile geesten gecomponeert. Met de antwoort op 't Menniste susjen(na 1650)–Anoniem Amsterdamse rommel-zootje, 't– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nieuw Liedeken. Stemme: Yets moet ick u Laura vragen. MArion mijn lieve leven, Kond' u Tyter ghy begeven, Die u nummer en misdeed? Waerom toont ghy hem geen gunste, Daer een ander ghy om sunste Lieft, die u geen danck en weet? Lief ghy siet mijn harte branden, In het vuyr dat van u handen Is gestoockt en op-geboet, En hoe ick uyt-teer en quijne, Jae gelijck den roock verdwijne, Door de pijn die ghy mijn doet. Waer toe dient my dit bedroeven? Marion, of is 't te proeven, Om te toetsen 't laffe hart, Toetst dan vry ick sal in tijden Mijn geluckigh noch verblijden, Schoon ick straf gepijnight wert. [pagina 79] [p. 79] Al u straffe wrevelheden Noyt mijn soo veel spijts aen dede, Dat ick u verachten kon, Want wanneer ick in mijn sinne, Denck hoe seer ick u beminne, Blijft ghy noch mijn Marion. Daerom Nimphe en Matresse, Mijn genadige Princesse, Begenadige my met gunst, U genade my kan helpen, En my droeve droefheyt stelpen, Door u Arsnay ende Kunst. 't Verkeert haest. Vorige Volgende