Het eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez
(1658)–Anoniem Eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |
2.
En brenght het Bruytje dan te rust
Want siet zy wil toch scheyde
En gaat haar berey de
Tot die soete lust.
Om daar te mengen
Wat de liefde leyt,
Daerom zoo wiltse brengen
Na die vrolickheyt.
Ick bidt niet langer beyt.
3.
Ick weet wel was het zaam u tyt,
Ghy zout soo langh niet wachten
Maer wel haestigh jachten
Na die zoete stryt
| |
[pagina 161]
| |
Die sy beraamen
Daar niemant van klaaght
Ay speelnoots gaet ghy 't zaamen
Morgen als het daaght,
En vraaght hoe 't haar behaaght.
I.V. Daalen
|
|