Zamenspraak tusschen een Jonkman en een Herderin.
Voys: Het best op Aard.
IK wensch u goeden morgen Herderin,
Hoe komt gy hier zo vroeg te velde in,
Ik bid u wilt mijn tog niet reviseren,
want ik kom hier niet als in deugt en eeren,
Mijn Heer ik ben een slegte Herderin,
ik bid u houd de minne lusten in,
En wilt'er mijn tog verexcuseeren,
Ik ben nog jong bejaart, en daar toe teeren,
Og schoon Princes verlaat het groene wout,
ik bemin u van herten menigfout,
Daer is een Diamant met groot verlangen,
Verlaet het Wout, Wilt die op trouw ontfangen,
Ag Ionker 'k blyf in 't veld tot mijn plyzier,
Ik agt geen loos gevley of vals getier,
U Vader draegt op u te hoogen moeden,
Ik ben een slegte Maegt heel laag van goeden,
Og Herderin ontfangt mijn Trouw zeer bly,
Ik zal u kleeden in het roode Sey,
Tot uwen dienste veele Kamenieren,
en op mijn Hof zult gy zijn met pleyzieren,
| |
En op u hooft eene Foutangie groot,
En op u hert een fyne Gonde bood,
en om u hals een toer van Parelsnoeren,
Verlaet het Veld en u Schapen te voeren,
en kiest een schat van goud.
Mijn Heer ik kom met een ootmoedigheid,
en ik ontfang u trouw met herten blijd,
En dat door al u zoete minne woorden,
En groote staat, Die gy my steld te vooren,
Schoon Amerant 'k ontfang u trouw met lust,
En op 'er Borsjes blank heeft hy gerust,
En in zijn hand vat hy haer roder tipjes,
Gaf haer wel duyzend kusjes voor haer lipjes,
Uyt zuyver min, En liefde overgroot,
Maekt nu een Krans van groene Lauwerier,
En ook een Rozen Hoed met groot pleyzier,
Dat ik mijn Bruyd mag cierelyk ontfangen,
Onder de groene Haege met verlangen,
|
|