Amoreuse liedekens(na 1613)–Anoniem Amoreuse liedekens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een vrolijck gheselschap Liedt. HOe sitten wy aldus stille te zwijghen. En connen nu geen vreuchde bedrijven, Begint ons de wijn int hooft te stijghen Wy sullen wel meer couragie crijghen Fris, vrolijck vroom eerlijck Isset anders soo isset zwaerlijck Acht niet wat de clappers beniet Alst met Godt en met eeren gheschiet. Het steyt sich wel vrou ofte man Die den tijt wel dienen can, Begeeft sich daerom op sulcken baen Desgelijcken ist vermaen Vrolijck met manieren Wie sal ons moghen kieren Als het comt uyt 'sherten gront Dat wy belijen metter mont. Gheen beter dinck op dese werelt Dan die zijn hart te vreden stelt Betrout niet seer op vrient op gelt En laet niet loopen uyt het velt, Vrolijck, vrolijck sonder treuren Wiet gevalt die moetet besueren, Laet ons van herten wesen vroe, En drincken malcanderen eens vriendelijc toe. En hebben wy nu geen goede weert Hy doet al wat ons herte begeert Vreuchde hanteren, doet my vermeeren Hy acht oock niet wat wy verteeren Met vrolijcken wesen vrolijck Metten smadelijcken isset onmoghelijck Hebt metten sotten ghedult Sy en weten niet beter, Zy en hebben geen schult. Vorige Volgende