Amoreuse liedekens(na 1613)–Anoniem Amoreuse liedekens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende En oudt Liedeken. [Het quamen drie Ruyters gheloopen] HEt quamen drie Ruyters gheloopen Soo verre in Duytsche Lant, Met netten en met knoopen, ja knoopen, Het waren die beste diemen vant. Sy quamen voor eender weerdinnen huys Al daermen tapten den Wijn, Weerdinne wy droncken so geerne, so geerne, Wy en hebben geen Geldekijn. Waer op soude ick u borghen Ghy komt uyt vreemde Landen, V kleederkens die sijn dunne Ghy en hebter geen Gelt noch pande. Doen sprack dat Ionc-wijf vanden huys Nu tappet den Ruyter den Wijn, Al dat sy verteeren, ja teeren, Daer sal ick u borghe voor zijn. Doen sprack die Vrouwe vanden Huys En spreket niet soo stout, Sy souden u helpen verteeren, ja teeren, V Silver ende oock u Gout. Doen sprack die Iongste vanden Huys Ic woude den Iongsten Ruyter waer mijn, En ick me sou gaen wandelen, ja wandelen, Van Straesborgh tot op den Rhijn. Die Iongste Ruyter toogh uyt sijn Net, Ende wierpt inder Maghet schoot, Daer stont die Edel Ruyter, ja Ruyter, In een Wambays van Goude root. Vorige Volgende