Ter bruilofte van den heere Abraham des Amorie, en jongkvrouwe Angelica Hugaert(1721)–Anoniem Ter bruilofte van den heere Abraham des Amorie, en jongkvrouwe Angelica Hugaert– AuteursrechtvrijIn den echt vereenigd binnen Haarlem, den 16den van lentemaandt, 1721. Vorige Volgende [Folio A4v] [fol. A4v] Ter bruilofte van den heere Abraham des Amorie, en jongkvrouwe Angelica Hugaert. O Haarlem! 'k heb wel eer met vreugde uw lof gezongen, Uw dapperheid en deugd verheerlykt in myn Dicht, Hoe Damiate door uw vroomheid wierd besprongen, Schoon men de haven zag met ketens zwaar van wigt Gesloten, om 't geweld van buyten te verduuren; Hoe Kenau Hasselaar, die dap're krygsheldin, 't Vervloekte Spaans geweld deed deinzen van de muuren, In Haarlems streng beleg. Nu pord de zoete min My aan, Des Amorie zyn mintriomf te zingen, Verkregen in den stryd , met schoone Angelica. Zy, die de liefde dagt door haare magt te ontwringen, Word nu gedwongen, haar vermogen, om gena Te smeken, knielt met vreugd voor 't huwlyks altaar neder Met haaren Bruidegom, zo buigt het winterweêr Door harde storm by wyl een hoogverheven ceder, Tot hy ontworteld stort heel onverwagt ter neer. [Folio B1r] [fol. B1r] Angelica stond lang het stormen van de liefde Ten doel , tot haar in 't eind een minnelyke tong Door smeeken en gebeên de fiere borst doorgriefde, En 't nooit gezengde hart tot wederliefde dwong. Wat zoetheid, wat vermaak, wat aangenaam vernoegen, ô Bruidegom! voor u; wat lang gewenste vreugd, Nu die weerspannige zig aan uw zy komt voegen, En in uw armen valt, verwonnen door uw deugd. ô Hugaert! welk een heil staat u hier voor te wagten, Daar gy Des Amorie hebt van de dood gered: Wat blyde dagen, wat al aangenaame nagten, Wat vrolyke uuren op 't aanbidlyk Bruiloftsbed. Hoe zal de Bruidegom met u zyn Engel pronken, Met u, wiens schoon gelaat de Jagtgodin verbeeld, En duizend gaven van den hemel u geschonken, 't Was jammer wierden die geen minnaar meegedeeld. Heerlemstadt springt van vreugd en 't wyd beroemde Spaaren, Rekt zyn vernoegen uit tot aan den Dam en Sluis, Daar hy den Ystroom groet, die langs de gladde baaren, Voert op zyn Scheepkaros, dees blyde maar naar huis. Hy port u, Digters, aan, om deezen dag te vieren, En groet Des Amorie met zyn verkoorne Bruid; Gy moet hun Bruiloftsfeest met zegenzangen çieren, Dit loflyk trouwverbond steekt ver voor andren uit. Nu juigt de Zangberg om uw lang gewenst vereenen. Het Spaare zag in lang geen blyder Bruiloftsdag. De vreugd vliegt overal, de droefheid is verdweenen, Nu dat Des Amorie zyn Hugaert streelen mag. Ga dan, ô Bruidegom! geniet de schoone leeden, Die gy verkregen hebt, uw kuische min ten loon; De Hemel gunne u t'zame een stille rust en vreden, En na al 't aards geluk het onverganklyk schoon. W. vander Hoeven. Vorige Volgende