Alvoorder. Jaargang 1(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] De Waterlelie. Daar wiegt ge met bedaarden ijver, Zoo stralend wit van kronenblad, In mijnen stillen breeden vijver, O, waterlelie, weet ge dat Ge mijn geliefde zijt, mijn leven En mijne stilte u steeds aanbad? Uw leven zoekt gij in mijn leven, Dat zich alleen in u verbreidt Met strengen diep in mij geweven. O, lievelijke star, ik leid U langs den schoonsten kant mijns wezens, Den spiegel mijner effenheid! Daar kunt ge drinken gulden zonne, Vaarwel nog wuivend in de vert. En droomen van de groote wonne, Die telken morgen u gewerd, Wanneer ge voor gedrop des hemels Weer open doet uw trillend hert. Uw vreugd is uit mijn vreugd geboren, Uw leven in het mijn vergroeid. Daarbuiten, wee, ge zijt verloren! O, reinheid, lelie, liefde vloeit In mijne majesteit van stilte, Waaruit gij kiemt en openbloeit! Brussel. Willem Gijssels. Vorige Volgende