Alvoorder. Jaargang 1(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] In Zomernacht. Sterren pinklen door de boomen, Droomend in den zomernacht Van purperen zon na dage-gloed. Schemer-glijding door het loover... Blanke maagdenschimmen dolen; 't donker gras hun muiltjes koost. En vage rhythmen stijgen trillend Onder vreemd hun handgebaren, Tot een lied, hun lied geboren, Heerlik klinkt in zomernacht... Weeldedronken knielde ik, innig Smeekend dat het lang mocht duren 't lied dat nooit een mensch zou zingen - En overstelpt snikte ik luid. Ach, heimlik woei een windje toen: Wat bladgeruisch: een zacht verwijt. Verdwenen waren schimmen en zang En sterren glommen door de boomen. Antwerpen. Frits Haegen. Vorige Volgende