Alvoorder. Jaargang 1(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Een zuil van verzen ter eere van Peter Benoit. I Nu word mijn ziel een heerlik avond-land waar ik oprichten wil een nooit vergaanbre zuil; een hoge zuil die eeuwig melden zal zijn naam: als die kolossen van voorhenen die trillend zongen in avond-gloor. Niet van basalt, graniet, porfier noch stralend goud zal zijn dees zuil; maar uit ziels-materie zelf gehouwen wil ik haar hoog tot in de luchten bouwen, zwaar begrift met zielenschrift dat zal ruisen gaan bij zonne-stralen..... Zie de tijd, die veel vergeten wil, zal er om heen doen groeien most en klimop; doch hoog, door alles heen zal zingen de onsterfelike ziele van de zuil, en stil tot luisteren dwingen: En verwonderde menschen zullen noch lange vernemen de naam van een geliefde Man, die stierf voor zijne kinderen zingend. [pagina 153] [p. 153] II Na eene overheerlike uitvoering van s' Meesters ‘Moederspraak’ gedicht. O moeder zeg, welk is die zang die mij zo diep ontroerd, dat tranen wellen in mijn ogen. Het wordt me nu in 't hart zo goed en 'k vind nu weer uw kindje van weleer zich vleiend in uw arm. O moeder, moeder, is het uwe stem die innig trilt aldoor de snaren en die mij ópvoert hoog, heel hoog. Ik kniel, o moeder, en ik bid.., en 't is weer of uw kussen bloeien op mijn oge'en voorhoofd. O moeder, moeder! 't wordt alom zo vredig-zacht 't is of alles wordt herboren, of alom een nieuwe lente lacht die ons in eene liefde wilt vereenen. Moeder! moeder! O dit lied! Is het niet, van onze wije lande' en luchten, van onze torens met hun klok-gezang, van onze menschen met hun liefd' en leed, de ziel, de wonderbare reine ziele sâamgesmolten tot de diepste zang. [pagina 154] [p. 154] III Komt allen nu, gij lieve kinderen, gij goede kinderen van Vlaanderenland. O mooie knapen, o mooie meiden komt allen bij nu, hand in hand, en brengt de bloemen die Lente deed bloeien teer-geurend in uw jonge ziel, en wilt ze strooien, strooien, strooien... strooien op een eenzaam graf. De winden, de winden die rukten, die rukten de mooiste bloeme van Vlaanderen af. O ziet ge, kinderen, hier ligt begraven de grootste man die Vlaanderen had, de beste zanger die u, zijn kinderen heel zijn beste ziele gaf. Hij leerde u voelen heel innig-diepe de ziele van uw land, en heeft gegeven uit zijn ziele geweven- de mooiste zang die geboren mocht. Komt allen nu, gij simpele kinderen en brengt de jongste bloemen mee, en wilt den vreemdeling immer tonen het stille graf, het huis van vrêe, waar rust de Koning die u zingen leerde. Antwerpen Jan Eelen. Vorige Volgende