Alvoorder. Jaargang 1
(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
IDe hoge populieren ruisen, ruisen....
O welk heerlik lied
zoo'n wonder bomen-lied.
De bloemen zachte luistren
naar het blaren-ruisen
en fluistren
ziele-geurend in de zon.
Goud-hel-trillend ligt
de morgen in het zonne-licht
't is of losgebroken is een hemel-bron
van al - verblindend licht
en stort als goûe regen
neer op 't mooie land.
De groeisels druipen, druipen
in die zonne-regen,
de lichte droppen druipen, druipen
langs de populieren
op het land.
't Is als feeste - vieren
in vol - zonne-zegen,
en boom -beloften - lied
in milde zonne-regen.
| |
[pagina 23]
| |
Eenzaam-zijn. | |
IIIk wandel in een tuin vol heerlik zwijgen
een wonder - stillen tuin....
De vogels sluimer - rusten in de twijgen
en stil, blad - stil, der bomen bloemend kruin.
Een balsem - tranen - dauw daalt mij in 't herte
van uit der nachte teer - groen - bleke verte.
nu wonder - zacht,
o zo heel zacht,
slapen de bloemen in wonder-pracht,
walmend hun zielen
uit in de nacht,
hun zielen,
met het licht der sterren
sàam zich wevend een voôl van rust.
O 'k voel iets dat mijn ziel nu kust,
'k voel 't strelen van het heerlik diepe zwijgen
hangend om mijn stillen tuin,
mijn tuin van eenzaamheid en rust.
Antwerpen.
Jan Eelen.
|
|