Alvoorder. Jaargang 1(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Verzen. I O vaak nog als een klare meisjesstem die in het duister door 't geboomte klinkt, komt louter klankenspel, bij schemerlicht, en zweeft als fluisterwoord in de avondglans. En 't is éen opkomende voorjaarszang als door rooslichte lippen uitgezeid, en wonderlijk wiegelend neergedaald als geluwe blâren door zomerwind. O nu voor mij deze avond vredig ligt, voel ik die klanken gaan om mijn gelaat, en 't is als vleugelruischen langs het raam in lentezoele lucht bij schemering. [pagina 21] [p. 21] II Een zomeravond die in 't westen geelde! ................ Toen zijn we stil door de avondstad gegaan en durfden nauw de blikken op te slaan... t' Was of een wondre hand ons ziele streelde. Als schuine schimmen zijn we doorgegaan terwijl de wind steeds lavend om ons speelde. O zacht verging al schemerenden waan en nieuwe blijheid kwam in wijde weelde. En nu ik heentuur naar die luttel stonden waar kleine woorden zweefden in de lucht teer - komend as uit blijde ziele-monden, zie ik u vóor me staan in heerlijk glanzen: Een gouden zon waar-òm veel lichtjes dansen als d'opglorieïng van een nieuw genucht. Adolf Herckenrath. Gent. Vorige Volgende