mij verkrijgen; alleen beloof mij uw leven, armen en benen niet te wagen op het ijs. Ik heb niemant dan u, en bedenk dat uw verminking mij eene zielsmarte en uw dood mijn dood zou zijn. Laat u van uwe liefhebbende moeder raden, ontzie u zelven om harent wille.’ krisje: onhelsde zijne moeder met een traan; maar hoe ligt is de jeugd, (kinderen! denkt daar aan,) niet bloot gesteld aan verleiding! krisje maakte op de school partij om des namiddags de school te ontduiken, en met eenige makkers, die hem uitlachte over zijne moederliefde, het schaatzenrijden te leeren. Naauwlijks waren zij een half uur op het ijs, of krisje viel in een bijt, en daar de koude hem overviel, verdronk hij terstond. Men bragt zijn lijk te huis, en zijn troostelooze moeder overleefde hem niet lang. ô Kinderen! hoe is deze jongman de eeuwigheid ingegaan? en