De leugenaar.
Piet vertelde eens aan zijne schoolmakkers, dat hij op zijn Vaders buitenplaats zulke grote Honingbijën had, dat die zo groot waren als Spreeuwen.
De jongens lachten hem uit, zeiden dat hij een leugenaar was, en dat dit onmogelijk waar kon wezen. Doch piet hield dit stijf en sterk staande. Een olijke jonge uit den hoop, vroeg aan hem, ‘hoe groot dat dan de Korven wel waren, daar zulke Bijën in kropen?’ piet zeide: Wel! net zo groot als andere Bijënkorven,’ - ‘maar, zeide de jonge, hoe kunnen dan die grote Bijën in zulk een kleinen Korf te zamen wonen?’ - hier stond de Leugenaar verlegen, en zijn antwoord was: ‘daar laat ik die Bijën voor zorgen, da kan mij niet schelen.’- Zints