De roerdompen en de visschen.
Eenige Roerdompen kwamen in het voorjaar uit hunne schuilhoeken, na een lange afwezigheid, weder ten voorschijn.
Het Eerste werk dezer Vogelen was, om uit wellevendheid enige bezoeken aan hunne oude vrienden en kennissen te geven.
Zij bezogten dus vooral een zeer grote Familie van Visschen, in hun vochtig verblijf, en vroegen hun ieverig naar hunnen welstand:- maar de Visschen antwoordden aan de Roerdompen, zeer koeljes:, dat zij allen zich zeer wel bevonden, zo lang zij van hunne bezoeken bevrijd bleven.’
Zeker zulke vrienden, die ons alleen komen bezoeken om zich zelven ten onzen koste vet te mesten, zijn zeer gevaarlijk: leer dus, o jeugd! de waardij van uwe vrienden regt kennen, en beproef, naar uw kinderlijk vermogen, de ware oogmerken, waarom zij zich bij u indringen, op dat gij u voor schade zoud kunnen wagten.