Almanak voor de beschaafde jeugd voor het jaar 1799(1798)–Anoniem Almanak voor de beschaafde jeugd– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Strand wandeling. Hoe zoet is 't wandlen aan het strand, En stoeiën in het gulle zand, Bij 't kletzend ruisschen van de baren, Terwijl de Zeewind luchtig blaast, En 't meeuwtje op de vischjes aast, En de arme Visschers schelpjes garen. De Visscher lokt de kindren aan: Verteld hoe hoog de vloed moet gaan, Op dat de pinkjes zeewaars drijven: Dan zegt hij: . Kóóp wat, Jufferlief! 'k Heb móóije schilpjes tot gerief; Wil met een duitje mij gerijven.’ Het meisje geeft den man een duit; Koopt schelpjes, als een rijken buit; Het knaapje voert haar zachtjes nader Aan 't luchtig stromend golfgewoel, Op dat hij haar de voetjes spoel', En schalkig plaag' voor 't oog van Vader. [pagina t.o. 40] [p. t.o. 40] - Kóóp wat, jufferlief.... [pagina 41] [p. 41] De Vader ziet der kindren vreugd, Hun blijdschap is zijn zielgeneugt; Nu voert hij 't kroost op hoge duinen, En toond hen 't ruime zeegezicht, 't Verschiet dat aan de duinen ligt, En Stad, en Dorp, en Bosch, en Tuinen. Thans rent de jeugd de steiltens af, En rolt door 't zand als stuivend kaf, Tot zij vermoeit van wandlen, lopen, Genoeglijk in het Zeedorp treedt, Een boterham en scharren eet, En schip en huisjes blij gaat kopen. Dees Vaderlandsche vrolijkheid, Wordt door de lieve jeugd verbeidt, Zo zij volhard in 't vlijtig leren. Der Oudren zorg schept kindervreugd, Voor 't kroost, 't welk tracht naar trouw en deugd, En doet altoos zijn heil vermeren. Vorige Volgende