| |
| |
| |
[Nummer 4]
Werk in uitvoering
Sociale activering van allochtone analfabeten
Wilma Aarts/stichting interculturele participatie en integratie (SIPI), Amsterdam
Inburgeringscursisten - veelal analfabeten - die onvoldoende scoren op de TIWI (Toolkit Intake Wet Inburgering)-toets mogen hun inburgeringslessen niet voortzetten. De Stichting Interculturele Participatie en Integratie (SIPI) heeft met financiën van Dienst Werk en Inkomen (DWI) in Amsterdam sociale activeringspiekken gerealiseerd waar onder meer deze ‘gezakte’ inburgeraars terechtkunnen. In een gemengde groep van allochtonen en autochtonen kunnen zij hun taalontwikkeling voortzetten. Dit artikel beschrijft hoe deze sociale activeringspiekken zijn georganiseerd en welke activiteiten er voor analfabeten worden ondernomen om aan hun mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid te werken.
| |
In- en uitstroom van laaggeletterden in NT2-lessen
Met de Wet Inburgering zijn veel nieuwe cursisten bij taalcursussen terechtgekomen, mensen die vaak al twintig tot dertig jaar in Nederland wonen, maar nooit Nederlandse les hebben gevolgd. Het gaat in veel gevallen om mensen die in het land van herkomst weinig onderwijs hebben genoten. Onder die migranten zijn veel Marokkanen (vooral Berbers) en Turken die in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen. Het gaat vaak om niet- of laaggeletterde mensen. Soms met enige weerstand, soms vol goede moed zijn ze begonnen aan de lessen Taal en Inburgering. Een belangrijk deel van de deelnemers aan Taal en Inburgering haalt echter de voortgangstoets niet. Het gevolg is dat cursisten die soms voor het eerst van hun leven in een klas zitten, na een jaar die klas weer moeten verlaten. Het gaat hierbij zowel om verplichte als vrijwillige inburgeraars. Ze hebben veel schroom en faalangst overwonnen, zijn het plezier van leren gaan ervaren, maar vervolgens krijgen ze het stempel ‘niet goed genoeg’, en is er geen kans meer voor hen. Als inburgeraars die klant zijn van DWI onvoldoende gescoord hebben op de TIWI, kunnen klantmanagers niet anders dan ermee instemmen dat hun klant het inburgeringstraject verlaat. Gelukkig hebben de klantmanagers van DWI wat extra mogelijkheden.
| |
Wat is sociale activering?
Stichting Interculturele Participatie en Integratie (SIPI) heeft sinds najaar 2008, gefinancierd door Dienst Werk en Inkomen (DWI), in Amsterdam sociale activeringspiekken gerealiseerd. Om te begrijpen wat dit inhoudt, lichten we eerst toe wat de taken van DWI zijn en wat sociale activering inhoudt. De belangrijkste taken van DWI zijn het re-integreren en aan het werk helpen van Amsterdammers met een bijstandsuitkering, hen voorzien van een tijdelijk inkomen en armoede in de stad bestrijden. Dat mensen een betaalde baan vinden en onafhankelijk worden van een uitkering is het uiteindelijke doel van DWI. Maar voor mensen die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben gaat het erom de eerste stappen in de richting van de arbeidsmarkt te zetten. Een baan vinden is pas de laatste stap van ‘re-integratie’, een stap die alleen in het bereik ligt van mensen die klaar zijn voor de arbeidsmarkt. De gemeente Amsterdam en DWI hebben jaren geleden het beleid Niemand aan de kant geformuleerd, om bijstandsklanten en niet-uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot een baan de eerste stappen op het gebied van re-integratie te laten zetten, omdat men besefte dat met de vergrijzing in de komende decennia meer arbeidskrachten nodig zullen zijn. Om die arbeidskrachten dan beschikbaar te hebben, moet er nu een begin
| |
| |
gemaakt worden met het niet-actieve arbeidspotentieel op werken voor te bereiden. Dit gebeurt allereerst door hun competenties te ontwikkelen.
| |
SAP en MAP
Een instrument dat DWI inkoopt en inzet om mensen die ver van de arbeidsmarkt af staan de eerste stappen te laten zetten naar economische zelfstandigheid, ofwel een baan, is sociale activering. Die eerste stappen zijn vooral gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, het kunnen omgaan met persoonlijke belemmeringen en het tegengaan van sociaal isolement. Sociale activering gaat zeker niet om arbeidsmatige activiteiten, maar om laagdrempelige activiteiten buitenshuis met anderen. Met nadruk op ‘met anderen’ om zo de interactie en daarmee de cohesie in stadsdelen te bevorderen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om het meedoen: de klant moet in beweging komen. Er wordt toegewerkt naar een volgende stap op de participatieladder zodat de klant beter weet welke richting hij op wil.
Het profiel van de sociale-activeringskianten is:
• | een grote afstand tot de arbeidsmarkt; |
• | (ernstige) belemmeringen bij het betreden van de arbeidsmarkt; |
• | vaak meervoudige problematiek (waaronder arbeidsongeschiktheid); |
• | het risico van isolement. |
Het doel van een sociale activeringspiek (SAP) is dat mensen uit hun isolement treden en dat ze na een half of een heel jaar doorstromen naar een maatschappelijke activeringspiek (MAP). Het doel van maatschappelijke activering is dat mensen een bijdrage gaan leveren en iets voor anderen, voor de samenleving gaan betekenen. SIPI biedt zowel SAP als MAP.
| |
SIPI's aanbod van sociale activering
SIPI heeft een aanbod van zogeheten sociale en maatschappelijke activeringspiekken (SAP en MAP) ontwikkeld in reactie op een vraag van DWI en in reactie op maatschappelijke behoeften die we signaleerden. Sinds 2008 is er een aanbod voor een aparte vrouwenen mannengroep waar zowel deelnemers voor sociale als maatschappelijke activering tweemaal per week aan de slag kunnen. De groepen stonden open voor zowel allochtonen als autochtonen. Gaandeweg ontdekten we dat
er ook behoefte bestond voor bepaalde deelnemers, veelal drukbezette inburgeraars, om maar eenmaal per week te komen. En we kregen instroom van ‘gezakte’ inburgeraars, voor wie hun klantmanager toch een vervolg zocht op inburgering.
SIPI heeft in reactie hierop het volgende aanbod bedacht voor allochtone DWI-klanten die het gebruik van de Nederlandse taal verder willen ontwikkelen: Sociale activering. Taal, dialoog, eropuit. In het programma van de milde Sociale Activerings Plekken Taal, dialoog, eropuit biedt SIPI afwisselend taal- of dialoogactiviteiten aan en een excursie om met de klanten het ‘geleerde’ in de praktijk toe te passen en te bekijken. Op deze manier is het hele programma opgebouwd: afwisselend worden taaldialoogactiviteiten uitgevoerd en worden uitstapjes gemaakt. Tijdens de taaldialoogactiviteiten worden de uitstapjes voorbereid en nabesproken. De uitstapjes worden steeds gekozen met het oog op maatschappelijke oriëntatie, zelfredzaamheid, taaltoepassing, participatie en re-integratie. Daarom worden bezoeken gebracht aan een stadsdeelkantoor, de vrijwilligerscentrale, een werkplein van CWI-DWI enzovoort. Elke week wordt op een eenvoudig niveau een uur besteed aan een programmaonderdeel dat gericht is op de ontwikkeling van competenties. Aansluitend hierop wordt een taalactiviteit of excursie uitgevoerd.
| |
Een voorbeeld van een bijeenkomst
In het kader van het thema De weg weten wordt bijvoorbeeld eerst in de groep gesproken over het openbaar vervoer in
| |
| |
Amsterdam. Welke bus-, tram en metroverbindingen zijn er? Van welke maak je gebruik? Hoe kun je je verplaatsen? Hoe reis je met de OV-chipkaart? Hoe kom je erachter welke bus-, tram of metroverbinding je kunt nemen naar een nieuwe bestemming in Amsterdam? Welke woorden, namen en symbolen zijn belangrijk om te leren om met het openbaar vervoer te reizen?
Daarna gaat de groep met de begeleidster naar een knooppunt van trams en bussen bij het Centraal Station en naar een verkoop- en informatiepunt van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf (GVB). De groep krijgt daar een presentatie en moet een opdracht uitvoeren: achterhalen hoe je op een bepaalde bestemming kunt komen.
Aan het eind van de bijeenkomst of in die van de week erna wordt teruggeblikt op het bezoek aan het GVB en worden ervaringen uitgewisseld. Er wordt ook teruggegrepen op hoe talige toepassing en het stellen van vragen is verlopen en mogelijk wordt ook het idioom nog eens opgehaald.
Kenmerkend voor de groep is de gemengde samenstelling van SAP en MAP en allochtoon en autochtoon. Naast allochtonen die komen om beter Nederlands te leren, zijn er in de groep deelnemers die als een soort vrijwilligerswerk hun bijdrage leveren aan de groep. Een ander belangrijk kenmerk is dat deelnemers individueel in- en uitstromen: er is dus geen duidelijk start- of eindmoment. Deelnemers kunnen elk moment instromen. Dat maakt dat er een cyclisch programma moet zijn.
| |
Wat er gebeurt voor laaggeletterde deelnemers
De belangrijkste taalactiviteiten in de groep zijn gericht op het verbeteren van de mondelinge taalvaardigheid. Groepsgesprekken worden in het Nederlands gevoerd. Cursisten stellen daarbij vragen en deze worden in het Nederlands beantwoord. Voortdurend wordt Nederlands gesproken, ook als het gaat om de uitleg van opdrachten of het bestellen van een kopje thee. Hierdoor hebben de deelnemers al veel meer en laagdrempeliger taalcontact in het Nederlands dan ze gewend zijn. Verder wordt er gewerkt aan uitbreiding van de woordenschat. Dit gebeurt interactief met de groep met behulp van een schoolbord. De groepsleider inventariseert welke woorden van belang zijn als het gaat om een bezoek aan het vervoersbedrijf of een museum. Alles is sterk gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid: zelfstandig kunnen reizen, de weg vinden en kunnen vragen. Het herkennen van belangrijke woorden en symbolen en het schrijven van de eigen naam komt steeds terug.
Sociale activering. Taal, dialoog, eropuit is wel expliciet gericht op taalverwerving en het toepassen van taal, maar niet op alfabetisering. De situatie is echter dat veel deelnemers laaggeletterd zijn. Dat betekent dat hiermee rekening gehouden moet worden. De begeleider moet kijken of opdrachten uitvoerbaar zijn zonder schriftelijke instructie, of moet deelnemers richtlijnen geven over hoe ze moeten omgaan met schriftelijk materiaal. Verder bevordert de groepsleider in de hele groep begrip en acceptatie voor analfabetisme. Spelenderwijs wordt naast taalontwikkeling
| |
| |
wel enige aandacht besteed aan lezen en schrijven, want dit is een belangrijke stap in het verbeteren van zelfredzaamheid en in het ontwikkelen van zelfvertrouwen.
| |
Ervaringen
Deelneemster Malika: ‘Ik vind het lezen en schrijven nog steeds moeilijk, maar ik kan nu wel beter met de tram reizen. Ik weet op welke cijfers en letters ik moet letten, en kan die herkennen.’
Deelneemster Döne: ‘Ik kan wel lezen en schrijven, maar vind het spreken moeilijk. Ik krijg complimenten uit de groep omdat ik als snelste woordpuzzels kan oplossen. Op de school van de kinderen doet vooral mijn man het woord. Ik heb de laatste keer tegen de juffrouw gezegd dat ik het rapport van mijn zoon heb gelezen en alles goed heb begrepen. Zij moet weten dat ik wel kan lezen, ook al zeg ik niet veel.’
Groepsbegeleidster Jamila: ‘Het gaat soms om vrouwen die niet kunnen lezen, of anderen die wel kunnen lezen maar niet kunnen schrijven. Soms is hun voornaam ongeveer het enige wat ze kunnen schrijven.’
‘Bij de SAP moet wekelijks de presentielijst worden ondertekend en eens per drie maanden een voortgangs- of eindrapportage. Ik bekijk dan samen met de deelnemer het formulier, lees het zo nodig voor en wijs belangrijke termen en cijfers aan. Ze moeten hun rapportage immers ondertekenen. Ik leg hun ook het belang uit van hun handtekening. Deze vrouwen hebben ook praktische oplossingen voor hun laaggeletterdheid. Ze gebruiken de witte adresetiketten die tegenwoordig in geplastificeerde post zit bijvoorbeeld bij persoonlijk geadresseerde reclame, als visitekaartjes. Wat opvalt is dat de vrouwen graag willen leren. Ze staan erop aan tafels te zitten en niet op banken. Dan alleen hebben ze het gevoel dat ze iets leren. Ze kunnen dan beter lezen en schrijven.’ De sfeervol gestoffeerde banken in Marokkaanse stijl in de ontmoetingsruimte staan er dus werkloos bij.
| |
Waarom het werkt
Groepsleidster Jamila constateert dat vooral mondelinge vaardigheden van de laaggeletterde deelnemers vooruitgaan. Dat komt kennelijk vooral door het taalcontact, de blootstelling aan de Nederlandse taal. De groep bestaat namelijk niet alleen uit vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst, maar ook uit vrouwen van Surinaamse afkomst en autochtone vrouwen. Dit heeft tot gevolg dat de voertaal wel Nederlands moet zijn en dat ze ook Nederlands horen van mensen voor wie Nederlands de moedertaal is. De vertrouwdheid in de groep is ook een belangrijke succesfactor. Enerzijds leren de vrouwen fouten durven maken, omdat ze met vrouwen aan tafel zitten met een vergelijkbaar taalniveau. Anderzijds worden ze uitgedaagd door autochtone vrouwen die soms, mede als onderdeel van hun activeringstraject, als taalmaatjes hun groepsgenoten ondersteunen.
Zo is er een autochtone vrouw die het idee heeft opgevat om aansluitend aan de belangstelling en het niveau van de vrouwen een woordzoeker (puzzel) samen te stellen met bekende woorden en de voornamen van de vrouwen in de groep. Ook de uitstapjes geven meer aanleiding voor groepsgesprekken over praktijksituaties. Er is meer om over te praten. Een andere factor is de allochtone groepsleidster die een opleiding tot inburgeringscoach heeft gevolgd. Door haar achtergrond kan de groepsleidster goed aansluiten bij de belevingswereld van de analfabeten en daarnaast de taak vervullen om hun horizon te verbreden. Bij de verkiezingen bijvoorbeeld wordt gesproken over het belang van de verkiezingen en wordt samen naar het stemformulier gekeken en worden meningen en sternadviezen uitgewisseld.
In de vorige ALFA-nieuws (september 2010) beschreef Kaatje Dalderopeen nieuwe pilot van de gemeente Amsterdam op het gebied van alfabetisering. Al voor de start van deze pilot is SIPI begonnen met Sociale Activerings Plekken (SAP) waarin aan taalverwerving wordt gewerkt, ook voor veel analfabeten. Het is duidelijk dat in de pilot gerichter aan alfabetisering wordt gewerkt en beter individueel maatwerk kan worden geleverd, aansluitend bij individuele leerstijl en niveau. Het accent bij sociale activering ligt op participatie en taal mondeling gebruiken. Dit sluit volgens de verschillende deskundigen van de pilot aan bij de leerbehoefte en -mogelijkheden van langzaam lerende analfabeten. Voor deze groep is deze vorm van sociale activering een goed alternatief voor taallessen.
|
|