| |
| |
| |
Onder de loep
Educatieve tv voor laaggeletterden
Enkele opinies van laaggeletterde Brabanders
Lieke Valkenburg en Jeanne Kurvers/universiteit van Tilburg
ETV.nl Brabant wilde graag weten wat de invloed is van haar educatieve programma's en hoe laaggeletterde Brabanders daarover denken. Lieke Valkenburg ging, begeleid door Jeanne Kurvers, voor haar masterscriptie op onderzoek uit. In de volgende bijdrage een kort verslag van enkele bevindingen.
| |
Introductie
In 2006 is de overheid gestart met het Aanvalsplan laaggeletterdheid. Van A tot Z betrokken. Met dit programma wil de overheid laaggeletterde volwassenen stimuleren weer de stap naar leren te zetten. Zij hebben namelijk minder mogelijkheden om mee te doen in de maatschappij, bijvoorbeeld omdat alledaagse zaken als het lezen van de krant, ondertiteling op televisie, een bijsluiter bij medicijnen of het kopen van een kaartje bij een automaat op het station tot problemen leiden (Ministerie van OCW, 2005).
Stichting Expertisecentrum ETV.nl werkt ook mee aan de aanpak van laaggeletterdheid en is opgericht om op een laagdrempelige manier mensen nieuwe vaardigheden te leren in hun privéomgeving. ETV.nl Brabant (Educatieve Televisie Brabant) is hier een onderdeel van en zendt televisieprogramma's uit in de provincie Noord-Brabant op Omroep Brabant. Deze televisieprogramma's worden zes keer per week uitgezonden en de kijkcijfers zijn goed. Wat precies de invloed is van die programma's, en hoe laaggeletterden daar zelf over denken, is overigens minder onderzocht.
| |
Invloed van tv
Dat de televisie invloed kan hebben op de attitudes en het gedrag van mensen is al vaker uit onderzoek gebleken. Zo is bijvoorbeeld duidelijk geworden dat mensen kunnen leren door naar het gedrag van andere mensen te kijken, ook van mensen op tv. De tv kan bijvoorbeeld voor rolmodellen zorgen die het gewenste gedrag vertonen, zoals Lenie die in de serie Lees en Schrijf! vertelt welke problemen ze op haar werk tegenkwam en hoe het volgen van een cursus haar leven heeft veranderd. Of zo'n rolmodel ook werkelijk het gedrag verandert, hangt er overigens ook van af of, en zo ja, hoezeer een kijker geprikkeld wordt door het programma. Een tv-programma zou ook op een andere manier interessant kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer een laaggeletterde zelf al de behoefte heeft iets te gaan leren en op basis van een tv-uitzending een idee krijgt hoe het eraan toe gaat in een cursus of wat voor soort oefeningen er in een dergelijke cursus gemaakt worden. Ook het feit dat laaggeletterdheid via de media op de agenda gezet wordt, kan al invloed hebben, bijvoorbeeld omdat mensen erover gaan praten. De manier waarop zo'n boodschap in de media gebracht wordt, doet er overigens ook toe. Om het idee weg te nemen dat niet (goed) kunnen lezen en schrijven alleen een probleem is van allochtonen zou op tv bijvoorbeeld benadrukt kunnen worden dat cursussen lezen en schrijven uitdrukkelijk ook bedoeld zijn voor autochtonen.
| |
Het onderzoek
Om meer te weten te komen over wat laaggeletterden vinden van de educatieve programma's van ETV.nl Brabant, en of die hun bereidheid om iets te gaan leren versterken, werd een onderzoek opgezet onder laaggeletterde Brabanders. Er werd een compilatie gemaakt van drie educatieve series (Blokletters, Lees en Schrijf! en Taal
| |
| |
op je werk) die op Omroep Brabant worden uitgezonden. Daarnaast werd een vergelijkbare compilatie gemaakt van drie amusementsprogramma's van Omroep Brabant (Hot & Gespot, Wolfseinde en You BC). De helft van de deelnemers aan het onderzoek kreeg de educatieve compilatie te zien, de andere helft de amusementscompilatie. Daarna kregen de deelnemers verschillende activiteiten voorgelegd (zoals ‘gemakkelijk een sollicitatiebrief schrijven’, ‘iets op kunnen zoeken op de computer’, ‘koken met een recept’, of ‘zelf een fietsband plakken’) met daarbij de vraag of ze dat wilden leren, helemaal niet wilden leren of al konden. Ook werd gevraagd naar welke tv-programma's de deelnemers vaak keken en wat ze vonden van de educatieve programma's van Omroep Brabant. De bedoeling was om het onderzoek uit te voeren onder verschillende groepen laaggeletterden: laaggeletterden die al op een cursus zaten, en laaggeletterden die dat nog niet deden. Uiteindelijk bleek, helaas, dat bijna alleen maar cursisten gevonden konden worden. Toen is besloten met een deel van die cursisten ook uitgebreider te praten over hoe zij de hadden gezet naar een cursus, wat van de educatieve programma's vonden en wat daar nog aan verbeterd zou kunnen worden. Er namen in totaal 55 laaggeletterde cursisten deel aan het onderzoek, 32 mannen en 23 vrouwen, afkomstig uit verschillende plaatsen in Brabant. Er namen ook twee nietcursisten deel aan het onderzoek.
| |
Kijkgedrag
Uit het onderzoek kwam duidelijk naar voren dat de deelnemers veel naar Omroep Brabant kijken om op de hoogte te blijven van het landelijke, maar vooral van het regionale nieuws en om andere programma's te volgen die op deze zender te zien zijn, zoals de serie Wolfseinde. De deelnemers bleken ook veel te kijken naar Hart van Nederland van SBS6, een programma dat gericht is op regionaal en landelijk nieuws met veel human interest. De veronderstelling dat laaggeletterden het beste te bereiken zijn via lokale en regionale media omdat ze deze betrouwbaar vinden (Gent & Katus, 2000), bleek ook bij deze groep te kloppen.
Anders dan vaak wordt gedacht, gebruiken de deelnemers de televisie vooral als informatief en educatief medium. Ze willen graag op de hoogte zijn en kijken zeker niet uitsluitend voor ontspanning naar de televisie. Van de deelnemers aan het onderzoek was een groot deel overdag vaak thuis. Toch vertelden heel veel deelnemers nooit tussen 10.00 uur en 11.00 uur 's ochtends de televisie aan te zetten (het tijdstip waarop de educatieve programma's worden uitgezonden). Dat was overigens ook al uit een onderzoek in Ierland gebleken: een avonduitzending van de eerste serie van Read Write Now werd ongeveer zeven maal zoveel bekeken als de ochtenduitzending van 10.00 uur.
| |
Motivatie om te gaan leren
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de deelnemers verschillende motieven hadden om op cursus te gaan. Deze motieven kunnen in drie categorieën worden verdeeld. De categorie die het meest voorkwam (23 keer genoemd) was ‘tijd en gelegenheid’; cursisten die altijd al hadden willen leren vertelden ‘ik had er nu ineens tijd voor’, ‘ik kreeg het aangeboden op mijn werk’, of ‘ik zag de informatie en wist dat ik hier terechtkon’. Voor deze groep is er relatief weinig nodig om de stap naar een cursus te zetten. Zodra de gelegenheid zich voordoet, grijpen ze de kans om op les te gaan. Een ander motief dat werd genoemd (12 keer) kon samengevat worden als ‘persoonlijke noodzaak’. Dat waren bijvoorbeeld motieven van cursisten van wie de partner - die altijd de formulieren invulde - overleden was of van cursisten die een kleinkind wilden voorlezen. Een derde motief dat werd genoemd (11 keer) zou je kunnen omschrijven als ‘persoonlijke ambitie’; mensen geven zich op voor een cursus omdat ze bijvoorbeeld op een computercursus willen, of een diploma willen halen voor het werk. Deze mensen willen zich graag verder ontwikkelen, maar voordat dit mogelijk is moeten ze vaak eerst hun Nederlandse lees- en schijfvaardigheid bijspijkeren.
Uit de interviews bleek tevens dat je kunt spreken van drie typen laaggeletterden. Het eerste type schaamt zich voor zijn laaggeletterdheid en vermijdt confrontaties daarmee. Een mevrouw vertelde bijvoorbeeld: ‘Ik sloot me er bewust voor af, ik ga mijn eigen probleem niet onder ogen zien. En als ik dan toch naar ETV zou willen kijken, dan had ik het niet gedurfd, want stel je voor dat ik ernaar keek en iemand loopt net binnen of ziet door het raam dat ik dat doe, dan weet die persoon dat ik niet kan lezen en schrijven.’ Deze mevrouw meldde zich pas aan voor een cursus toen haar persoonlijke leven ineens veranderde door een heftige gebeurtenis.
Het tweede type heeft last van het
| |
| |
feit dat niet goed kan lezen en schrijven en weet dat ook. Zijn hoofd heeft de eerste stap al gezet, maar hij weet niet goed hoe hij deze stap ook echt kan zetten, of heeft er de mogelijkheid niet toe door bijvoorbeeld tijd- of geldgebrek. Voor zo'n type kan een uitzending, een open dag bij het roc of een tip van zijn baas hem over de streep trekken om weer te gaan leren. Soms is het tonen van een telefoonnummer al voldoende, al blijven de praktische belemmeringen van tijd, geld en bereikbaarheid vaak bestaan.
Het derde type is weliswaar laaggeletterd, maar ervaart dat helemaal niet als een probleem dat van grote invloed is op zijn leven. Meestal is er een partner of een ander familielid of vriend die de lastige leesen schrijftaken op zich neemt, en heeft de persoon zelf geen enkele interesse in leren. ‘Ik heb genoeg aan mijn hobby’, vertelde een man - een van de twee deelnemers aan het onderzoek die niet aan een cursus deelnam.
| |
Wat nog te leren?
De vraag of ze nog wilden gaan leren en zo ja wat, bleek door de groep die naar de ETV-compilatie had gekeken niet anders beantwoord te zijn dan door de groep die naar de amusementscompilatie had gekeken. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat het allemaal cursisten waren die hun bereidheid tot leren al hadden laten blijken door zich op te geven voor een cursus. Op basis van deze deelnemers kan dus niet vastgesteld worden of de programma's van ETV dat voor de niet-cursisten wel zouden doen. Er kon wel worden vastgesteld dat de mannen in het onderzoek vaker aangaven nog iets te willen leren dan de vrouwen, maar dat was waarschijnlijk een gevolg van het feit dat de vrouwen die meededen over het algemeen al op een iets hoger niveau zaten, en misschien minder hoefden te leren.
Overigens wilden de deelnemers nog heel wat leren op het gebied van lezen, maar vooral van schrijven. Een nette brief schrijven, lastige formulieren invullen, op de computer werken, e-mails schrijven, sms'jes versturen en zelf notities maken scoorden bijvoorbeeld hoog. Veel minder hoog scoorden activiteiten als iets zoeken in de winkel, borden op de weg lezen, treinkaartjes kopen, kleinkinderen helpen met huiswerk, of koken volgens een recept. De deelnemers gaven vaker aan dat ze dat al konden, of soms dat ze het niet nodig vonden dat te leren. Het leren gebruiken van nieuwe media scoorde over het algemeen hoog, vooral bij de oudere deelnemers. Eén persoon, die al cursiste was, wilde alles nog leren, van fietsband plakken tot belastingaangifte invullen; ze vertelde zelf ook dat ze erg was. De man die helemaal niet op cursus wilde, vond het geen probleem dat hij moeite heeft met lezen en schrijven en vond de meeste dingen helemaal niet nodig om te leren.
| |
Valt er nog wat te verbeteren aan educatieve tv?
Of de educatieve programma's van ETV.nl Brabant interessant zijn voor de kijkers bleek allereerst afhankelijk van het niveau van de laaggeletterde die op dat moment te zien was in het programma. Als het niveau ongeveer overeenkwam met het niveau van de kijkers (bijvoorbeeld zoals Lenie in het derde fragment), dan waren de deelnemers erg geïnteresseerd en sprak het hen zeer aan. Maar bij een te laag niveau, zoals het niveau van Reina, die in het fragment aan een potje nootmuskaat ruikt om erachter te komen wat erin zit, hadden de deelnemers de neiging te denken ‘daar lijk ik helemaal niet op’. Ook leeftijd en etniciteit werden als identificatie genoemd: enkele jongere laaggeletterden vonden een programma waarin vooral ouderen voorkwamen minder geschikt. En als er overwegend allochtone deelnemers in de lees- en schrijfcursussen getoond worden, zou men volgens sommigen kunnen denken dat dit soort cursussen alleen voor allochtonen is.
De deelnemers noemden nog enkele andere dingen. Verschillende deelnemers vertelden bijvoorbeeld dat ze graag meer informatie wilden in de programma's over hoe het er precies aan toe gaat in zo'n cursus, maar vooral ook dat ze meer informatie wilden over hoe ze meer voorlichting kunnen krijgen over cursussen en waar en hoe ze hiervoor met iemand in contact kunnen komen. Alleen een telefoonnummer vermelden vinden ze daarvoor wat weinig. Een paar deelnemers gaven aan dat ze de programma's van ETV.nl wat saai vonden omdat ze daarin enkel verhalen laten zien van doorsneemensen zoals zijzelf. Spannender vinden zij het om mensen te zien waar je tegen op kijkt, bijvoorbeeld de Zweedse prinses Victoria, die dyslexie heeft. en het verhaal over een man achter een miljoenenbusiness die analfabeet is: ‘Dat zijn interessante rolmodellen, zo kan men laten zien dat je ondanks een
| |
| |
lees- en schrijfprobleem toch veel kan bereiken en wat aan het probleem kan doen.’
| |
Conclusie
Gebruikmaken van regionale zenders is bijzonder effectief om laaggeletterden te bereiken, maar programma's uitzenden in de ochtenduren heeft volgens deze deelnemers duidelijk minder nut. Of educatieve programma's mensen stimuleren zich op te geven voor een cursus, kon op basis van dit onderzoek niet vastgesteld worden, omdat bijna alle deelnemers al cursisten waren. Volgens de cursisten moeten programma's voldoende informatie geven en de laaggeletterden moeten zich goed kunnen identificeren met de personages in de programma's. Dat laatste is overigens niet eenduidig. Enerzijds lijken laaggeletterden zich het beste te kunnen identificeren met een personage waar ze zelf op lijken wat betreft het niveau van laaggeletterdheid, maar aan de andere kant zijn ze ook geïnteresseerd in attractieve rolmodellen die het ver geschopt hebben in het leven, ondanks hun problemen met lezen en schrijven. Op zoek dus naar laaggeletterde prinsen, filmsterren, miljonairs of topsporters; die zijn er vast wel.
| |
Literatuur
ETV.nl Brabant (2010). Verkort eindverslag ETV.nl Brabant 2009. Mierlo: ETV.nl Brabant. |
Gent, B. van & Katus, J. (2000). Voorlichting in een risicovolle informatiemaatschappij. Theorieën, werkwijzen en perspectieven. Alphen aan den Rijn: Samsom. |
Ministerie van OCW (2005). Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010. Van A tot Z betrokken. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. |
Lieke Valkenburg (2010). Van de zithoek naar het lesboek? Het effect van educatieve televisie op de bereidheid tot leren bij laaggeletterde Brabanders. Uitgave Centrum voor Kennistransfer: Universiteit van Tilburg. |
|
|