Alfa-Nieuws. Jaargang 12
(2009)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||
Onder de loepOnbekend maakt onbemind?
| |||||
Een leestekst en woordenschatBart Bossers (1996) zegt met betrekking tot woordenschat dat om probleemloos en op eigen kracht een tekst te kunnen lezen slechts 1% van de woorden (1 op de 100) onbekend mag zijn. Een tekst waarvan 5% van de woorden onbekend is (dus 5 op de 100 woorden) kan bijvoorbeeld met hulp in de klas gelezen worden. Teksten waarvan meer dan 5% van de woorden onbekend is, zijn ongeschikt om als leesmateriaal te gebruiken. Om te laten ervaren hoe een beginnende lezer tegen een nieuwe tekst aankijkt, heb ik van een bestaande leestekst verschillende gatenteksten gemaakt. Daarvoor gebruikte ik Verder Lezen waarvan de verhalen, volgens de docentenhandleiding, binnen KSE-niveau 1 vallen, oftewel niveau A1 van het Raamwerk NT2. Ik heb het eerste verhaaltje, ‘Een avondje met de trein’, gekozen en daarvan de eerste 135 woorden genomen. In voorbeeld 1 laat ik zien hoe het eerste stuk van dit verhaaltje eruit zou zien, als een cursist alleen nog moeite zou hebben met de woorden die opgenomen zijn in de woordenlijst bij het verhaal. Daarin staan vijftien woorden, waarvan er zeven in dit fragment voorkomen. Die zeven woorden zijn dus weggelaten in de tekst van voorbeeld 1. Dat is 5% van in totaal 135 woorden. Volgens Bossers | |||||
[pagina 15]
| |||||
is deze tekst dus geschikt om in de klas te gebruiken als leesmateriaal, maar voor zelfstandig lezen te lastig. Maar stelt u zich voor dat een cursist moeite heeft met de functiewoorden in een tekst. Het aanleren van woorden met een concrete betekenis is over het algemeen een stuk eenvoudiger dan het aanleren van woorden die de verbanden tussen woorden en zinnen aangeven. Functiewoorden zijn erg belangrijk om de juiste betekenis van een zin naar voren te halen. Vaak kent de cursist een aantal van deze woorden al en het lezen ervan vormt geen obstakel, maar het begrijpen van de exacte betekenis ervan wel. In voorbeeld 2 laat ik hetzelfde fragment zien, maar nu zonder voorzetsels en functiewoorden. Er blijven dan 59 woorden over. Dat is 44% van het totaal en volgens Bossers dus ongeschikt om te gebruiken voor het leesonderwijs. Met enige fantasie kan de strekking wel uit het verhaal gehaald worden. Maar om de tekst echt goed te begrijpen heeft de cursist veel ondersteuning nodig van de docent. Om weer terug te komen op de uitspraak van de docent hierboven en haar cursist die maar 20% van een tekst begrijpt, laat ik in voorbeeld 3 met behulp van het zelfde fragment zien hoe een tekst er uitziet waarvan de cursist slechts 20% begrijpt. | |||||
[pagina 16]
| |||||
Het is wel duidelijk dat de inhoud nu helemaal niet meer te begrijpen is. De cursist kan wel enkele woorden ontsleutelen, maar van lezen is geen sprake. Dit kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, maar het voorbeeld laat duidelijk zien hoe belangrijk woordenschatkennis is om überhaupt een tekst te kunnen begrijpen. We moeten ons dan ook afvragen of ANT2-cursisten op het gebied van woordenschat wel voldoende voorbereid worden op het leren lezen, als ze een alfabetiseringstraject ingaan. | |||||
Woordenschat en het lesmateriaalOm dit te achterhalen heb ik naar twee veelgebruikte programma's gekeken: Een Zekere Woordenschat en Spreek Actief. Een Zekere Woordenschat is het eerste deel van een serie speciaal gericht op het ontwikkelen van de schriftelijke vaardigheden. Het wordt gevolgd door De kop er op, 7/43 (voor het technisch leren lezen) en Tempo. Een Zekere Woordenschat biedt 700 woorden aan. Spreek Actief is een programma dat speciaal ontwikkeld is om mondelinge vaardigheden aan te leren en heeft niet als doel de cursisten op het lezen en schrijven voor te bereiden, zoals Een Zekere Woordenschat. Wel wordt er in de docentenhandleiding vermeld dat een cursist enigszins ‘aanspreekbaar’ moet zijn voordat begonnen kan worden met lezen en schrijven. Wanneer dat is, wordt niet aangegeven, maar ik neem aan dat het Voorprogramma van Spreek Actief deze functie heeft. In het Voorprogramma worden 362 woorden aangeboden door middel van plaatjes. Daarnaast staan er in de docentenhandleiding zeker nog 130 uitdrukkingen die de docent aanbiedt. Dus in totaal worden er in Spreek Actief in de eerste fase ongeveer 500 woorden aangeboden. Een cursist leert meestal los van het lesmateriaal ook nog een aantal woorden zelfstandig. Desalniettemin is 700 of 500 woorden een stuk minder dan de 1000 waarmee een gemiddelde allochtone kleuter de school binnenkomt. Dit betekent dat een cursist naast het eigenlijke alfabetiseringsproces nog heel veel woorden moet leren voordat hij echt kan lezen en begrijpen wat hij leest. | |||||
Ten slotteIk heb hier alleen willen laten zien hoe belangrijk woordenschat is bij het lezen en begrijpen van een tekst. Het lezen van een tekst is meer dan alleen het lezen van woorden. Om een tekst goed te kunnen begrijpen moet men verbanden tussen die woorden en de zinnen kunnen leggen, enige achtergrondkennis van het onderwerp hebben en het aspect van tijd in een tekst kunnen volgen. Door gebrek aan onderwijs heeft een ANT2-cursist vaak onvoldoende algemene kennis (en studievaardigheid) om de inhoud van een tekst goed te kunnen begrijpen. Een analfabeet die een ANT2-traject ingaat, moet dus heel veel leren - alsof alleen leren spreken, luisteren, lezen en schrijven niet voldoende is! Nu de eindtermen aangescherpt zijn door de invoering van de WI en het inburgeringexamen, is het des te belangrijker hierover na te denken. Misschien zou er ter ondersteuning een placemat voor de ANT2-cursist ontworpen moeten worden. Dat zou het lezen kunnen stimuleren en onbekendheid (met de woorden) niet laten uitmonden in onbemindheid (van het lezen). | |||||
Literatuur
|