Alfa-Nieuws. Jaargang 12
(2009)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
Van over de grens | |||||||||||||||||||||
De ladder op en af
| |||||||||||||||||||||
IntroductieEen van de activiteiten op de LESLLA-conferentie in oktober 2008 in Antwerpen was een workshop van Vinogradov en Liden. Daarin presenteerden zij in beknopte vorm hoe ze docenten van analfabete en laagopgeleide T2-leerders in twee intensieve dagdelen trainen om vakbekwamer voor de klas te staan. In deze bijdrage schets ik eerst de achtergrond van de situatie in Minnesota en de workshopleiders, dan geef ik een overzicht van wat daar in de docententraining zoal aan de orde komt, om vervolgens in te zoomen op een paar elementen uit hun training die ook in Nederlandse en Vlaamse context relevant zijn. | |||||||||||||||||||||
Waar en Wie?Patsy Vinogradov en Astrid Liden werken beiden in Minnesota, dat relatief het grootste aantal vluchtelingen kent van de hele Verenigde Staten, waaronder veel Somaliërs en Hmong-vluchtelingen.Ga naar eind1 Dat zijn meteen ook de twee groepen met een relatief hoog percentage analfabeten en zeer laag opgeleiden. In Minnesota hebben deze vluchtelingen recht op alfabetiseringsonderwijs en tweedetaalonderwijs dat dan ook in bijna elk community center (buurthuis) wordt aangeboden. Een klas met volwassen T2-leerders valt wel enigszins te vergelijken met de klassen in Nederland. Het aantal cursisten en hun herkomst varieert, er worden zowel intensieve (20 uur per week) als niet-intensieve cursussen (4 uur per week) gegeven en de niveaus verschillen sterk in een groep. Anders dan in Nederland wordt het onderwijs doorgaans gegeven door vrijwilligers. Die vrijwilligers hebben vaak wel een of andere onderwijsbevoegdheid, maar ze hebben vaak geen ervaring met volwassenenendenvijs of alfabetisering en ook nog geen enkele training gevolgd. Patsy Vinogradov en Astrid Liden werken respectievelijk aan de Hamline Universiteit en de afdeling onderwijs in Minnesota, maar beiden hebben ook een achtergrond als docent in het T2-onderwijs aan laagopgeleide volwassenen. | |||||||||||||||||||||
De workshop deel 1: cruciale kennisDe centrale vraag bij een training voor docenten van LESLLA-cursisten (vanaf nu de afkorting voor analfabete en laagopgeleide tweedetaalleerders) is: wat moeten zij weten en kunnen om adequaat en professioneel aan deze groepen les te kunnen geven? Wat kennis betreft gingen Vinogradov en Liden op de volgende aspecten in:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
Daarnaast wezen zij er in dit deel van hun workshop nog op dat het van algemeen onderwijskundig belang is dat een docent zich kan verplaatsen in de ervaringen van een beginnende lezer die al tijden een heel ander soort kennis over taal en schrift heeft dan de docenten die al heel lang kunnen lezen (zie ook Kurvers, 2002). Verder wezen zij op het belang van een gebalanceerde aanpak in de lessen, dat wil zeggen aandacht voor zowel gesproken als geschreven taal en voor zowel technische als functionele vaardigheden. | |||||||||||||||||||||
De workshop deel 2: cruciale vaardighedenOp een praktische en inzichtelijke manier werkten Vinogradov en Liden vervolgens de belangrijkste vaardigheden uit die docenten nodig hebben. Dat deden ze in hun workshop aan de hand van heel korte adviezen, die ze illustreerden aan de hand van concrete voorbeelden en oefeningen voor de groep. Bij de start van een cursus is het belangrijk dat docenten goed in staat zijn een assessment te maken van de lees- en schrijfvaardigheid van de cursisten in zowel hun eerste taal als de tweede taal en van hun mondelinge taalvaardigheid in de tweede taal. Daarnaast moet een docent zo goed mogelijk na proberen te gaan wat de concrete behoeften en wensen van een cursist zijn. De meeste tijd besteedden zij vervolgens aan de cursussen voor en het werken in de klas met deze groepen. De belangrijkste punten die zij noemden waren:
| |||||||||||||||||||||
Het ommetje in de buurtVinogradov en Liden demonstreerden vervolgens de uitgangspunten voor effectief handelen aan de hand van een compleet uitgewerkte wandeling in de buurt. Zij maakten met een groep cursisten een wandeling door de buurt van het community center en legden alles vast wat ze onderweg tegen waren gekomen: de supermarkt, de kiosk, de marktkraam, de stoplichten, het billboard, het park, het tankstation, de snackbar, het postkantoor en de school. Daarbij fotografeerden ze alle geschreven taal die ze tegen kwamen: het straatnaambord, de wegwijzer, reclame, de prijskaart, aankondigingen, bustijden etc. De cursisten vertelden over hun ervaringen op die flinke wandeling en deze cursistenverhalen vormden het basismateriaal voor de ontwikkeling van een reeks lessen voor cursisten van verschillend niveau. De docenten stellen doelen voor zowel mondelinge als schriftelijke vaardigheden. Dat kan bijvoorbeeld zijn het eigen adres kunnen schrijven, relevante verkeersborden kunnen lezen, de woorden car en bus leren decoderen, iets kunnen vertellen over de eigen buurt, de woorden leren die te maken hebben met de buurt, een negatieve zin kunnen formuleren of de derde persoons ‘s’ kunnen herkennen in een zin. Het verhaal van de cursisten werd genoteerd, geprint en gekopieerd, om daar vervolgens verschillende oefeningen mee uit te werken om de verschillende doelen te kunnen realiseren. In figuur 1 en 2 staan voorbeelden van dergelijke teksten en een aantal oefeningen die ze daarbij gaven.Ga naar eind2 Figuur 1: Verhaal van cursisten na de wandeling (Vinogradov & Liden, 2008)
| |||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
Figuur 2: Oefeningen bij tekst figuur 1 (Vinogradov & Liden, 2008)
De eerste oefeningen zijn vooral gericht op beginners in het lezen en schrijven, de oefeningen 5 tot 7 op de wat meer gevorderden. Steeds opnieuw werden vervolgens ingrediënten uit de tekst en ervaringen van de wandeling gebruikt voor schriftelijke en mondelinge oefeningen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan visuele discriminatie (food-foot), dingen die je leuk vindt en niet leuk vindt (I like: my house, nice shoes. I don't like: dark streets, big dogs), bouw-een-zin-oefeningen (naam-actie-ding, bijvoorbeeld: Patsy drinkt koffie), gelijke klanken zoeken (school, street, sky), drie manieren om nee te zeggen in het Engels etc. | |||||||||||||||||||||
De ladder op en afVeel van de punten die aan de orde kwamen in de workshop zullen veel ANT2-docenten die al enige scholing hebben gehad, redelijk vertrouwd in de oren klinken. Het is wel interessant een aantal punten weer eens even op een rijtje te zien. Interessant in de presentatie van Vinogradov en Liden was met name ook de geïntegreerde aandacht die ze vroegen voor technische en functionele vaardigheden, of voor zowel top-down-als bottom-uponderdelen. Dit is vergelijkbaar met wat ook het raamwerk Alfabetisering NT2 voorstaat (Stockmann & Dalderop, 2006), namelijk het van meet af aan aandacht schenken aan zowel de basale technische vaardigheden als de functionele vaardigheden gericht op de contexten waarin mensen moeten functioneren. Docenten weten ook dat beide belangrijk zijn, maar niet altijd hoe ze die met elkaar in verband kunnen brengen. Soms kan het dan gebeuren dat besloten wordt eerst maar het gehele onderdeel technisch lezen en schrijven te behandelen, om daarna pas over te stappen op de wereld van de authentieke teksten. Of om eerst een uur alleen puur technische oefeningen te doen, om daarna nog een half uurtje met teksten uit de leefwereld van de cursisten te werken. Vinogradov en Liden lieten een aantal leuke voorbeelden zien van hoe het ook kon en hadden daar een bijzonder aardige term voor: ‘de ladder op en af’. Dat is mij uit het hart gegrepen, zowel dat op als dat af. De ladder op betekent af en toe de overstap maken van bottom-upactiviteiten naar de grote wereld. Bijvoorbeeld dat cursisten oefenen met de letters en klanken van bus en car, om daarna ineens een paar foto's van de buitenwereld te bekijken met car park en busstop en een krantenbericht over vervoer waarin die woorden verschijnen (deze voorbeelden zijn van mij). De ladder af betekent top-down beginnen, bijvoorbeeld met een authentieke tekst en daar gezamenlijk de belangrijkste informatie uit destilleren, om vervolgens op basis van diezelfde tekst heel basale oefeningen te maken (zoals in het voorbeeld hierboven waarin alle woorden met een c omcirkeld moesten worden). Dat op- en afgaan van de ladder heeft dus zowel betrekking op de activiteiten van de cursisten in de groep als op de instructieve activiteiten die de docent bedenkt. Een leuke uitdaging misschien voor een team om op basis van een soortgelijk uitstapje een aantal lessen te ontwikkelen voor de ANT2-cursisten. | |||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|