| |
| |
| |
Werk in uitvoering
| |
Alfabetisering NT2 in Antwerpen
Helga Gehre/Open School Antwerpen
Deelnemers aan de LESLLA-conferentie, afkomstig uit diverse landen, bezochten op 23 oktober Open School Antwerpen, locatie Lamornièrestraat. Het bezoek bestond uit een uiteenzetting over het aanbod Alfa-NT2 binnen Open School Antwerpen en het bijwonen van een les. Helga Gehre, inhoudelijk verantwoordelijke voor Alfa-NT2 in dit centrum, vertelt ons meer over de ontwikkelingen en keuzes van Alfa-NT2 in Antwerpen.
| |
Alfa-NT2 breidt steeds uit
Om een idee te geven over hoeveel cursisten we spreken: in het schooljaar 2001-2002 gaven we les aan 671 ANT2-cursisten, 17% van het totaal. In 2006-2007 was dat 2390 (29%) en in 2007-2008 hadden we 2620 ANT2-cursisten (32%). Het overige aanbod binnen het centrum bestaat uit: NT2, rekenen, Frans, maatschappij-oriëntatie en alfabetisering aan Nederlandstaligen. ANT2 is de laatste jaren enorm uitgebreid. We trachten het aanbod zoveel mogelijk te centraliseren. Dat maakt de drempels voor onze cursisten lager. Veranderen van niveaugroep, van educatie of van lesmoment is een kleinere stap omdat alles op dezelfde locatie kan gebeuren.
| |
Doelgroepen
Het ANT2-aanbod is op dit moment gericht op vijf verschillende doelgroepen want spreken over dé allochtone analfabete cursist doen we niet. Er is alvast onderscheid te maken tussen alfa-NT2-cursisten die bezig zijn met een inhaalmanoeuvre en analfabeten die moeten beginnen bij het begin. De eerste en grootste groep zijn cursisten
die nooit of weinig naar school zijn geweest, maar een gemiddelde leerbaarheid hebben. Zij vorderen op een gemiddeld tempo. Als volwassenen een tweede taal leren en voor het eerst leren lezen en schrijven in die taal, vraagt dat tijd en doorzettingsvermogen, zeker als je de basis nog niet verworven hebt. Zij sluiten aan in onze (doorsnee) analfabetengroepen (Alfa-NT2). Een tweede, kleine groep bestaat uit cursisten die nooit of weinig naar school zijn geweest met een lage leerbaarheid. Dit zijn cursisten die in ons schoolsysteem (misschien) in het buitengewoon onderwijs terecht zouden komen. Zij gaan slechts zeer traag vooruit of stagneren na een bepaalde tijd. Zij beginnen in de Alfa-NT2-groepen, maar na een paar jaar aanbod (en bij stagnatie) worden zij via een laatste functioneel jaar (uitstapprogramma) voorbereid op zelfredzaamheid in de maatschappij. Opvallend is wel dat dit vaak de meest trouwe cur- | |
| |
sisten zijn. De derde, grote, groep bestaat uit cursisten die naar school zijn geweest, en een gemiddelde leerbaarheid hebben. Ze hebben leren lezen in een ander schrift, vaak Arabisch, Tibetaans, Chinees en Russisch. Afhankelijk van hun basiskennis komen zij in een zwakgealfabetiseerde (ZA) groep, een andersalfabete groep of in een gewone ANT2-groep terecht. In een andersalfabete groep wordt weinig aandacht besteed aan schrijfmotoriek, maar veel meer aan auditieve oefeningen en uitspraakoefeningen. De vierde, grote, groep bestaat uit cursisten die nooit of weinig naar school zijn geweest en bij wie je onmiddellijk merkt dat ze daardoor een kans hebben gemist. Zij hebben een hoog leerbaarheidsniveau en gaan snel vooruit. Dat zijn de mensen die in relatief korte tijd gealfabetiseerd kunnen worden (Certificaat Latijns Schrift) en kunnen doorstromen naar het gewone NT2-aanbod. Deze cursisten hebben vaak bij de inschrijving al een basis van lezen en schrijven die ze zelf of via scholing hebben verworven. Deze cursisten (ZA) krijgen een zeer gericht
programma. Omdat het de bedoeling is dat zij zo snel mogelijk de overstap maken naar NT2, werken zij ook met het materiaal van de NT2-groepen (mondeling en functioneel) en krijgen ze een intensief technisch lees- en schrijfaanbod. De laatste groep is pas enkele jaren geleden inhoudelijk aangesloten bij ANT2. Dit zijn de traaglerende gealfabetiseerden. Tot enkele jaren geleden werkten zij in een laag tempo met het materiaal van de NT2-groepen. Vaak zijn dit cursisten die het moeilijk hebben met werkvormen, lezen en schrijven, en het tempo. Aangezien het materiaal voor alfacursisten met deze struikelblokken rekening houdt, krijgen deze traaglerenden ook het alfa-aanbod met enkele aanpassingen voor lezen en schrijven.
Het verschil tussen deze doelgroepen merk je niet altijd bij de inschrijving. Soms wordt pas na enkele weken duidelijk tot welke groep iemand behoort. Dan nog kan iemand in het begin zeer vlug vooruit gaan, op een bepaald moment zijn limiet bereiken en dan zeer traag evolueren of zelfs stagneren. Het blijft dus steeds een zoektocht om een cursist het best passende aanbod te geven.
| |
Aanbod Open School Antwerpen
Elk van onze doelgroepen krijgt een gepast aanbod, rekening houdend met het opleidingsprofiel van het Ministerie van Onderwijs waarbinnen we werken. Bij Alfa-NT2 zijn er zestien modules. De modularisering op ANT2 is een feit sinds 2005. Wij voeren dit trapsgewijs in en bieden inmiddels veertien modules (van nul tot dertien) aan. Binnen die zestien modules zijn er twee technische modules, zeven mondelinge modules, zes functionele modules en ten slotte twee synthesemodules waar alle deelvaardigheden aan bod kunnen komen. Elke module bestaat uit 60 uur (zie kader).
| |
Alfabetiseringsonderwijs: wat en hoe
Er is al veel gediscussieerd over de (on)wenselijkheid van het alfabetiseren in het Nederlands als tweede taal. Het is evident dat het leren lezen en schrijven het makkelijkst en snelst gaat in een taal die je goed beheerst. Alfabetisering in de moedertaal zou dus de meest aangewezen weg zijn. Dit is echter niet de oplossing voor cursisten die in Vlaanderen leven. Zij willen leren lezen en schrijven in de taal die ze in hun omgeving horen, die de kinderen op school leren en waarin ze thuis post krijgen. Vandaar dat we alfabetiseren in het Nederlands. Er zijn andere organisaties die het alfabetiseren in de moedertaal op zich nemen. Uit onderzoek blijkt dat het alfabetiseren in het Nederlands met een gelijktijdige vertaling betere resultaten oplevert. Dit vraagt echter een enorme organisatie en in een groep heb je dan meerdere tolken nodig. Homogene groepen samenstellen zal bij die keuze een hele opdracht zijn. Wij gaan ervan uit dat onze analfabete cursisten in het gewone analfabetenaanbod eerst het Nederlands moeten leren begrijpen voor ze kunnen starten met het leren lezen en schrijven in deze taal. Vanuit dit standpunt willen we het einddoel, ‘het functioneel beheersen van het lezen en schrijven om te kunnen functioneren in de Vlaamse samenleving’, bereiken. Functioneel lezen en schrijven is bijvoorbeeld een formulier invullen. Buiten het functionele vinden we het echter ook belangrijk dat onze cursisten leesplezier, plezier in het lezen van allerlei schriftelijke materialen, ontdekken.
| |
Opbouw in modules
De eerste modules zijn er op gericht dat cursisten een basiswoordenschat verwerven en aan de voorwaarden voldoen die noodzakelijk zijn voor het lezen en schrijven: auditieve analyse en synthese, auditieve en visuele discriminatie, visueel en auditief geheugen, motoriek, schoolse vaardigheden en studievaardigheden. In de volgende modules komt het aanvankelijk lezen en schrijven
| |
| |
Kader: Opbouw van modules voor Richtgraad 1.1 en 1.2 (grijs); Alfa 2, 3, 4, 10, 11 en 15 zijn mondelinge modules
| |
| |
aan bod. Hierbij is aandacht voor het technische, gebaseerd op de mondelinge kennis en voor het functionele gecombineerd met het mondelinge, waarbij er rekening wordt gehouden met de technische kennis. Woorden worden pas gelezen als men de betekenis en de uitspraak ervan kent. Daarom is een constante woordenschatuitbreiding zeer belangrijk. Dit gebeurt via functioneel taalgebruik. Vanaf module zes, de eerste functionele module, wordt het aanvankelijk lezen en schrijven verder uitgediept. In module vijf, de eerste technische module, streven we naar kennis van de meest courante klanken en het lezen van eenlettergrepige woorden op woord-, zins- en later tekstniveau. Hier wordt ook al tekstmateriaal aangeboden, maar de cursisten hoeven nog niet zelfstandig teksten te kunnen lezen. Pas vanaf module twaalf, wanneer cursisten meer en meer zelfstandig woorden kunnen analyseren en synthetiseren, komt er meer aandacht voor het lezen van teksten. De inhoud blijft een doel. Vanaf module twaalf wordt de begeleiding bij het lezen verminderd en wordt meer en meer verwacht dat de cursisten zelf de inhoud leren begrijpen. In module twaalf en vijftien werken we aan zelfstandig en sneller lezen, en aan leesplezier. Het eindniveau na 120 uur technisch alfabetiseringsonderwijs is echter veel te laag om cursisten echt zelfstandig aan de slag te laten gaan. De meeste cursisten dubbelen dan ook elke technische module, ondanks de lage normen gesteld aan de doelstellingen van het opleidingsprofiel.
Lezen en schrijven staan niet los van tweedetaalverwerving, ze zijn onherroepelijk met elkaar verbonden. Dit betekent dat cursisten zowel een mondeling als een schriftelijk aanbod krijgen. Het mondelinge en schriftelijke deel worden apart aangeboden. Zo kunnen cursisten voor elk van de vaardigheden op het juiste niveau geplaatst worden. Dit heeft ook als voordeel dat het mondelinge aanbod puur mondeling is en geen struikelblokken kan hebben op schriftelijk gebied. We hebben dit ook praktisch haalbaar gemaakt door alle ANT2-groepen in één gebouw te organiseren. In het begin van de week krijgen de cursisten een mondeling aanbod, op hun niveau, donderdag en vrijdag worden de schriftelijke modules georganiseerd.
| |
Alfabetiseringsonderwijs: hoe
Alfabetiseren is niet alleen een kwestie van leren lezen en schrijven. Bij het merendeel van onze doelgroep gaat het ook om het verwerven van een ‘lerende houding’. Veel alfacursisten hebben geen enkele scholing genoten en missen daardoor een aantal vaardigheden die op school gestimuleerd worden. Bij schooltaal wordt veel meer dan in het dagelijkse leven een beroep gedaan op correctheid en abstractie. De concrete situatie biedt dan geen hulp om het verhaal te begrijpen. Juist het vermogen om te abstraheren ontbreekt vaak bij onze cursisten, alsook het reflecteren en reageren op en evalueren van het handelen. Een belangrijk uitgangspunt is dan ook dat je alleen kunt leren als je zelf nadenkt. Daarbij worden twee aspecten aangehaald: de training van schoolse vaardigheden, waaronder ook het leren omgaan met verschillende werkvormen, en het ontwikkelen van taalbewustzijn. Vanaf het begin werken we aan die vaardigheden.
| |
Twee methodes
Wij hebben ons in het verleden gebaseerd op twee grote methodes: 7/43 en Alfa-leerlijn. Een aantal jaren geleden waren wij overgestapt van 7/43 naar Alfa-leerlijn. Het basisverschil tussen beide zit in het decoderen. 7/43 maakt gebruik van een indirecte methode van woordherkenning (namelijk decoderen of verklanken). De cursisten krijgen de klanken aangeboden vanuit een grafische input en moeten deze grafemen tot een klankgeheel maken. Dan pas krijgt die grafische voorstelling een betekenis. De Alfa-leerlijn daarentegen maakt gebruik van directe woordherkenning, omdat er vanuit de mondelinge taalverwerving een grafische input gegeven wordt en de cursisten kunnen daaraan direct een betekenis geven.
7/43 probeert de cursisten zo snel mogelijk alle letters aan te leren en veronderstelt dat de cursisten dan ook zelfstandig kunnen lezen. De realiteit is echter niet zo. Veel cursisten stagneren in het analytische aspect van het lezen. Zij komen er niet toe om de grafemen tot betekenisvolle klankgehelen te synthetiseren. Ik wil dit probleem echter niet generaliseren; er zijn ook cursisten die wel met deze methode hebben leren
| |
| |
lezen. Vanuit de problemen met klankletterkoppeling is de Alfa-leerlijn echter ontstaan. Deze vertrekt juist vanuit het tegenovergestelde door van het globaal lezen uit te gaan. De cursisten leren de globaalwoorden lezen en vanuit de kennis die ze daarmee verwerven, leren ze de afzonderlijke letters. De realiteit is echter ook niet zo overtuigend op dit punt. Voor een aantal cursisten is een globaalmethode te veel informatie tegelijkertijd. Hiermee bedoel ik dat ze er niet in slagen woordbeelden te automatiseren en door het feit dat er niet zo frequent klanken/letters apart aangeboden worden, krijg je als docent de indruk dat ze weinig tot niets leren. Ook is de vraag of cursisten later zelfstandig langere woorden kunnen analyseren, want die vaardigheid wordt niet aangeleerd. Een aspect waar wel rekening mee wordt gehouden in de Alfa-leerlijn is het leesplezier. Via het fotolezen wordt hiermee begonnen.
| |
Gemaakte keuzes
Binnen het centrum hebben we ons hoofd al eens gebogen over deze methodes en een aantal keuzes gemaakt. Functioneel en technisch lezen en schrijven hebben beiden een plaats nodig in ons onderwijs. Het functioneel lezen willen we aanbieden via een globale methode, het technisch lezen via een structuurmethode. De technische vaardigheid bieden we aan via basiswoorden en vaste oefentypes. Deze worden per niveau bepaald en variëren in moeilijkheidsgraad. We vertrekken vanuit een bepaald woord en van daaruit analyseren we letters. Basiswoorden hoeven niet functioneel te zijn. We kiezen voor een kort woord dat visueel ondersteund kan worden en in een context vervat zit. Het nadeel van deze woorden is dat je die niet vaak geschreven ziet staan, maar de betekenis is zeer duidelijk. Dat maakt de basiswoorden door de niveaus heen bruikbaar als referentiepunt. Functioneel lezen leren we aan via de globaalmethode. Hoewel globaal lezen heel wat geheugenwerk vraagt van cursisten, leren ze uiteindelijk toch naar het geheel te kijken en als ze het woordbeeld niet geautomatiseerd hebben, moeten ze analyseren. Zo komen ze toch tot het analyseren van niet-geautomatiseerde woorden, maar vertrekken ze vanuit het geheel en niet vanuit de deeltjes. De functionele basiswoorden worden aangebracht via het globaal lezen, zoals in het volgende voorbeeld: ‘De man gaat naar de uitgang.’ Uitgang is het enige woord dat ze globaal moeten herkennen.
Als het betrekking heeft op hun eigen leven, vinden cursisten het vaak leuk om al een kort tekstje te kunnen lezen. Op die manier leren ze ook woorden en zinsstructuren kennen. Cursisten hoeven aan het einde van module vijf een tekst nog niet begrijpend te kunnen lezen, maar wel op woordniveau en korte zinnen. We moeten de lat voor de cursisten niet te hoog leggen en zestig uur om te alfabetiseren is heel weinig. Door de beperkte tijd geven we ook minder aandacht aan schrijven. We willen schrijven gebruiken als ondersteuning van het leesproces, maar wat is de beste manier om het ondersteunend te gebruiken? Cursisten een kwartier laten schrijven vinden ze miischien wel leuk, maar het heeft geen direct functioneel doel. Schrijven wordt beperkt aangeboden als doel op zich, behalve in de functionele modules waar ook steeds schrijfdoelen benoemd zijn. De voorwaarden om iets zelfstandig te kunnen schrijven liggen op het auditieve vlak. Je moet in klanken kunnen verdelen wat je hoort of zegt. Daarna pas komt de automatisering. Aan deze auditieve voorwaarden wordt wel veel gewerkt. Bovenstaande geldt met name voor de technische modules vijf en twaalf.
| |
Mondeling en functioneel aanbod
Ook hier ligt het einddoel vast, namelijk het bereiken van een minimale redzaamheid. De mondelinge modules zijn taakgericht. We geven de cursisten eerst de tijd om de taal te horen door middel van veel receptie en imitatie. We gebruiken veel TPR en een eenvoudige grammaticale methode om zinstructuren aan te bieden (Ik zit op een stoel), die visueel ondersteund worden. We merken dat er in de functionele modules erg veel tijd kruipt in het verwerven van ‘ondersteunende elementen’. De klok, de kalender, cijfers en motoriek worden als ondersteunend beschreven, maar zijn eigenlijk een doel op zich. Het aanbieden en verwerken van deze zaken vraagt erg veel tijd en heeft gevolgen voor het mondelinge aanbod en het werken aan de doelstellingen. Vandaar dat we in het huidige traject mondelinge en functionele modules afwisselen. We zijn op dit moment redelijk tevreden over onze werkwijze, maar uiteraard blijven we schaven aan ons aanbod.
| |
Literatuur
Leenders. E. & K van der Zouw (red.) (1997). Alfa. Leren lezen en schrijven in het Nederlands als tweede taal. Niveau 1. Amsterdam: Malmberg. |
|
Tholen, B. (red.) (1989). 7/43. Thema's en basiswoorden. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders. |
|
|