Alfa-Nieuws. Jaargang 11
(2008)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||
Uit het veldRALFI in de ANT2-klas?
| |||||||||||
De RALFI-methodeGa naar eind1RALFI is een programma voor kinderen die het spellende lezen grotendeels beheersen, maar die gedurende (te) lange tijd veel te traag blijven lezen. Ze maken niet genoeg tempo bij het lezen. Er komt als het ware geen automatisering tot stand. Ook het herhaald aanbieden van korte woorden in wisselrijtjes leidt nauwelijks tot verbetering. Het belangrijkste doel van RALFI is de vloeiendheid van het lezen te bevorderen en daarmee het leesniveau in zijn geheel (voor kinderen zijn dat de AVI-niveaus). RALFI is gebaseerd op technieken voor het trainen van vloeiendheid die bekend zijn uit de wetenschappelijke literatuur (o.a. National Reading Panel, 2000). Het herhaald lezen speelt daarbij een belangrijke rol. De afzonderlijke letters van RALFI vertegenwoordigen ieder een principe dat toegepast wordt in deze leesmethodiek. De letters staan voor de volgende begrippen.
| |||||||||||
De vijf uitgangspunten- Herhaling Omdat herhaald lezen van dezelfde tekst effectief blijkt te zijn voor het verkrijgen van vloeiendheid wordt in de RALFI-methode in vijf achtereenvolgende sessies (het liefst binnen één week) dezelfde tekst gelezen. Dat gebeurt in een groep van zwakke lezers. In een groep wordt niet om beurten gelezen, maar in koor of in duo's opdat iedere leerling zoveel mogelijk leesbeurten krijgt. Deze aanpak lijkt saai, maar wordt door kinderen met leesproblemen kennelijk niet als saai ervaren omdat de teksten serieuze, leeftijdsadequate teksten zijn. Bovendien krijgen deze leerlingen een succeservaring als ze na vier oefenmomenten de vijfde keer de tekst vrijwel zelfstandig kunnen lezen.
- Ondersteuning Bij de RALFI-methode worden leerlingen ondersteund bij het lezen, maar op een andere manier dan gebruikelijk. De docent zorgt namelijk dat het lezen nooit moeilijk wordt (en maakt dat ook van tevoren duidelijk aan de leerling), doordat hij of zij tijdens de oefensessies het woord meteen voorzegt als de leerling aarzelt bij het zien van een woord. De vijfde keer echter wacht de docent vijf seconden om de leerling de kans te geven het woord zelf te produceren. Ondersteuning wordt tijdens de vier oefensessies ook geboden in de vorm van voorlezen (door de docent) en koorlezen (met de hele groep in koor). Koorlezen ondersteunt zwakke lezers en bespaart hen een gevoel van schaamte.
- Leesniveau De RALFI-methode gaat ervan uit dat het gunstig is te werken met relatief moeilijke teksten, mits er ondersteuning is. Bij de keuze van een boek staat de interesse van de leerlingen voorop. Boeken met korte afgeron- | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
de teksten, zoals informatieve boeken, korte verhalen en gedichtenbundels zijn geschikt. Spannende boeken worden als minder geschikt beschouwd, omdat die te veel uitnodigen tot doorlezen. Wanneer men begint met deze aanpak moeten de teksten vrij kort zijn, bijvoorbeeld rond de honderd woorden, later kunnen het teksten van tweehonderdvijftig tot driehonderd woorden zijn.
- Feedback Herhaald lezen blijkt het meest effectief te zijn als het samengaat met ondersteuning en feedback (National Reading Panel, 2002). Directe, correctieve feedback is nodig om te verhinderen dat fout gelezen woorden in hun foute vorm onthouden worden. Volgens de RALFI-methode is het echter nog beter om te voorkomen dat er bij het lezen fouten worden gemaakt, bijvoorbeeld door gedeeltelijk voor te zeggen. Als er toch een fout gelezen wordt, moet de docent meteen het correcte woord zeggen. Het koorlezen heeft naar hun idee hetzelfde effect, want nu wordt de fout gecorrigeerd doordat de meeste leerlingen het goede woord zullen zeggen. De docent moet niet te vaak vragen om een zin nog een keer te lezen, want dat kan een demotiverend effect hebben. Als er in tweetallen gewerkt wordt, geven leerlingen elkaar diezelfde feedback.
- Interactie Het is belangrijk om tijdens het voorlezen van de tekst een enthousiaste interactie op gang te brengen over de inhoud, waardoor leerlingen hun woordenschat kunnen vergroten. Immers, niet alleen fonologische vaardigheden maar ook tussen woorden aangebrachte betekenisverbanden verbeteren volgens de RALFI-methode de woordherkenning. Het praten over de tekst moet echter niet het karakter hebben van overhoren, maar moet veel meer gaan over de mening van het kind over de tekst en over de ‘grote ideeën’ binnen de tekst. De beleving van de tekst en interactie daarover is belangrijk.
- Instructie Er wordt weinig decodeerinstructie gegeven omdat voorlezen en voorzeggen een grote rol spelen. Wanneer een tekst voor de eerste keer gepresenteerd wordt, kunnen enkele meerlettergrepige woorden toegelicht worden door ze in stukjes te laten decoderen. | |||||||||||
WoordenschatBinnen de RALFI-methode staat de betekenis en de beleving van het lezen centraal. De tekst moet dus goed begrepen worden. Daarvoor is het zeker bij moeizaam lezende kinderen nodig een effectieve en efficiënte didactiek te hebben om nieuwe woorden aan te leren. De didactiek die daarvoor gebruikt wordt heet CUVAR (context, uitleg, variatie, aanvullen en registratie) en wordt per sessie slechts op twee woorden toegepast. Tijdens de opbouw volgens bovenstaande stappen moeten de leerlingen het woord een aantal keren nazeggen. De eerste stappen zullen een NT2-docent bekend voorkomen: een woord uitleggen in de context, gebruiken in verschillende contexten, en ook aanvulzinnen maken. Maar het woord op het bord zetten en turven hoe vaak het woord actief door leerlingen in een eigen zin wordt gebruikt, is een mate van productief gebruik die over het algemeen niet binnen één of enkele lessen nagestreefd wordt bij NT2-leerders. | |||||||||||
DuolezenBij duolezen zitten twee kinderen bij elkaar. De één leest de ander de tekst voor. De ander leest mee om te helpen, dat wil zeggen om voor te zeggen bij aarzeling en het goede woord te lezen als een fout woord gelezen wordt. Dan worden de rollen omgedraaid. De partner hoeft niet hetzelfde leesniveau te hebben. De duo-partner blijkt het meest effectief als deze door de leerlingen zelf wordt gekozen. | |||||||||||
AfwisselingHoewel het bij remediëring verleidelijk is om te werken met woordrijtjes, werkbladen, woordenschat en interactie rondom de tekst, wordt binnen RALFI het sterkste positieve effect bereikt door het ondersteunend lezen van tekst. Hier zal dan ook de meeste tijd aan besteed moeten worden. Voor woordrijtjes en werkbladen is geen ruimte, voor een zekere afwisseling met effectieve afleiding in de vorm van CUVAR en begripsinteractie wel. | |||||||||||
RALFI en ANT2Behalve voor leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs wordt de RALFI-methodiek in aangepaste vorm ook gebruikt in het voortgezet onderwijs voor functioneel analfabete leerlingen met zeer ernstige (niet hoger dan AVI 5) tot matige leesproblemen. Er is echter een essentieel verschil tussen de leerlingen waarvoor de RALFI-methodiek gebruikt wordt en ANT2-leerders. Deze laatste groep is over het algemeen gedurende veel kortere tijd blootgesteld aan alfabetiseringsonderwijs, de Nederlandse woordenschat is over het algemeen veel kleiner en de uitspraak is niet volmaakt. Bovendien is het leeftijdsverschil tussen beide groepen aanzienlijk en leeftijd is geen onbelangrijke factor bij het leren van taal en schrift. De belangrijkste overeenkomst tussen beide groepen is dat het lezen | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
kennelijk niet zo makkelijk in een versnelling komt. Alleen is dat bij volwassen ANT2-leerders meer regel dan uitzondering en kan de oorzaak een heel andere zijn dan bij kinderen met leesproblemen. Ik denk daarbij aan het grote aantal ANT2-cursisten dat er niet in slaagt het alfabetiseringsniveau B (of 2) van het Raamwerk ANT2Ga naar eind2 te ontstijgen. Er zijn verschillende oorzaken mogelijk, waaronder gebrek aan (taal)leerervaring, beperktere oefenmogelijkheden voor decoderen, leeftijd, gebrek aan concentratie, zorgen, te weinig taalcontact, maar vooral ook geringe woordenschat. Daardoor kan het eigen lexicon veel minder als feedbackmechanisme dienen (zie ook hierna). Daar is weinig aan te doen, maar een van de mogelijke oorzaken die samenhangt met het onderwijs - en waar wel wat aan te doen is - is gebrek aan gelegenheid tot automatiseren. | |||||||||||
Snelheid belangrijkZinnen lezen en de betekenis van die zinnen begrijpen is veel moeilijker dan woorden lezen. Bij het lezen van een woord wordt de relatie gelegd met maar één betekenis, maar de betekenis van een zin is de som van een aantal betekenissen. Als alle energie van een lezer gaat zitten in het technisch lezen van een aantal woorden, is er geen ruimte meer in het werkgeheugen om de betekenis van de zin als geheel te vormen. Alle aandacht is nog gericht op het technisch lezen van de losse woorden. Om een zin te kunnen begrijpen moet het lezen van woorden dus snel gaan en technisch lezen is dus nog niet afgerond als er onvoldoende tempo is. Voor tweedetaalleerders komt daar nog een extra moeilijkheid bij, namelijk dat de koppeling tussen woordbetekenis en klankvorm nog niet zo vast in het langetermijngeheugen zit als bij moedertaalsprekers. Op dit punt verliest een ANT2-leerder dus tempo ten opzichte van een moedertaalsprekende alfa-cursist. Er moet dus niet alleen een koppeling tussen een woordbeeld en klankvorm geautomatiseerd worden maar ook een koppeling tussen klankvorm en betekenis. Om dat te bereiken binnen de les lijken het verhogen van het leestempo en het vergroten en automatiseren van de woordherkenning de aangewezen manieren. En juist dat zijn de hoofddoelen van de RALFI-methodiek. | |||||||||||
Bruikbaar?De vijf uitgangspunten van de RALFI-methode lijken me toepasbaar in het ANT2-onderwijs (en veel van die dingen gebeuren ook al). Voor de doelgroep zijn dan wel enkele aanpassingen nodig, waarbij gevarieerde herhaling voorop zou moeten staan. Neem eens een interessante of leuke korte tekst van honderd woorden. Lees hem voor, laat de tekst in tweetallen hardop lezen (om de beurt een zin bijvoorbeeld). Neem zelf om de beurt een andere cursist als duo-partner. Of koorlezen in groepjes ANT2-cursisten wel die functie kan hebben, is overigens nog een vraag. Zet de tekst op een cassettebandje of cd en laat de cursist meelezen; dat kan eventueel ook als huiswerk. Help bij moeilijke woorden, zeg als feedback het hele woord voor bij aarzeling, richt je meer op het eindproduct dan op het zelfstandig decoderen. Doe dit de hele week bij iedere les gedurende dertig tot veertig minuten. Vorm duo's van verschillende samenstelling zodat men zijn favoriete duo-partner kan ontdekken. Geef positieve feedback op wat beter gaat. Leg uit dat tempo belangrijk is. Houd aandacht voor woordenschat beperkt tot twee kernwoorden per tekst, overleg met cursisten welke woorden dat zullen zijn, laat cursisten die in koor uitspreken, zet ze op het bord en laat ze daar de hele week staan. Zorg dat de woorden zo goed mogelijk worden uitgesproken, zodat bij het lezen het tempo belangrijker is dan de uitspraak. Probeer uitspraak te scheiden van lezen. Laat aan het eind van de week de cursisten hardop lezen en houd schriftelijk bij wat wel/niet goed ging zodat je persoonlijke verbeteringen kunt registreren. En bedenk dat dit bedoeld is om de cursisten meer te laten oefenen met het vlot lezen en begrijpen van teksten (waar ze vaak weinig aan toe komen), en dat dit niet bedoeld is als complete vervanging van het snel zelfstandig leren decoderen en herkennen van onbekende woorden. Houd deze werkwijze enige maanden vol en neem wat langere teksten van tweehonderd en driehonderd woorden. Probeer deze manier van werken eens en laat het weten aan ALFA-nieuws (inekevandecraats@casema.nl). | |||||||||||
Literatuur
|
|