Steekproef
Of de auteurs erin geslaagd zijn om dit voor elkaar te krijgen is niet zo makkelijk te zeggen. Ik haal een willekeurig woord naar voren: ‘het arbeidsbureau’. Dat krijgt als omschrijving: ‘kantoor dat mensen helpt om werk te zoeken’. Dan volgt een verwijzing naar het woord ‘kantoor’. Dat krijgt: ‘Plaats waar mensen werken met papier en computers’. Laten we nu aannemen dat de leerling weet wat papier en computer is, weet hij dan nu wat een arbeidsbureau is?
Tweede voorbeeld: ‘de buren’. In het leerwoordenboek staat: ‘bu-ren = mensen die in het huis naast je wonen’. Voorbeeldzin: ‘Ik heb vannacht slecht geslapen. Onze buren hadden vannacht een feest’. Zelf heb ik de betekenis van het woord ‘buren’ heel vaak moeten geven aan leerlingen, ik teken dan drie huisjes op rij op het bord, wijs naar het middelste huis en zeg tegen de leerling: ‘Hier woon jij en dat (de twee ander huizen) zijn je buren.’ Nog nooit een leerling gehad die het niet meteen begreep.
We mogen aannemen dat de leerlingen voor wie het Leerwoordenboek Nederlands bestemd is, vertrouwd zijn met het begrip ‘naast’. Dus zouden zij ‘mensen die in het huis naast je wonen’ moeten begrijpen. Toch betwijfel ik dat. Zij hebben het woord ‘naast’ met TPR-oefeningen geleerd (‘naast de stoel, naast de tafel’) maar om het in een heel andere context te begrijpen is toch nog wat anders. Ik had graag een illustratie gezien.
Het boek is wel voorzien van illustraties overigens. In het voorwoord staat: ‘Bij woorden die moeilijk te omschrijven zijn maar wel snel duidelijk worden door een afbeelding, zijn illustraties gebruikt.’ Die illustraties zijn verschillend van stijl, hetgeen