De les begint met het bekijken van drie tekeningen over ontbijt, lunch en diner. Jany stelt vragen als ‘wat eet je 's morgens, 's middags en 's avonds?’. Onder de tekeningen staan de namen van allerlei voedingsmiddelen zoals vlees, koffie, thee, melk, brood. Vervolgens bekijken ze de collages aan de muur die de deelnemers in een vorige les hebben gemaakt. De cursisten noemen tien dingen op die ze zien en maken hiermee een nieuwe collage met als onderwerp ‘wat kan er op een bord?’. Om de collage te maken zoeken de cursisten allerlei voedingsmiddelen in tijdschriften, knippen deze uit en plakken ze op. Als de cursisten klaar zijn, wordt de oefening klassikaal besproken aan de hand van de vraag ‘wat vind je het lekkerst?’.
Na dit mondelinge gedeelte volgt het schriftelijke onderdeel. Jany schrijft de datum op het bord en de cursisten schrijven die over in hun schrift. De maanden van het jaar worden nog eens mondeling herhaald. Nu volgt een soort dictee. De lerares zegt een woord en de cursisten moeten het woord auditief ontleden en dan opschrijven. Er is al wel voorkennis van de lettergrepen van het Spaans; hiervan hangt een overzicht aan de muur in het lokaal. Deze lettergrepen vormen de basis van de alfabetiseringslessen en de methode die hier gebruikt wordt, gebruiken ze ook in het lager onderwijs. Het feit dat het Spaans een eenvoudige lettergrepenstructuur heeft, maakt dat het leren lezen veel gemakkelijker gaat dan in het Nederlands. Het Spaans heeft namelijk vooral lettergrepen van het type medeklinker-klinker en weinig medeklinker-clusters zoals het Nederlands. Als je al die combinaties van medeklinker-klinker kent (bijvoorbeeld ‘ba’, ‘be’, ‘bi’, ‘bo’, ‘ma’, ‘me’, ‘mi’, enzovoort) ben je al een heel eind.
Na het dictee is de les voorbij. Een les duurt in principe twee en een half uur, maar we zijn in ieder geval vandaag al wat later begonnen. De cursisten zijn er zeker niet allemaal op tijd en gaan vaak ook weer wat eerder weg. Er is geen pauze voorzien.