gebeurtenis loopt als een traumatische rode draad door het hele boek.
Op het moment van weerzien is Emma ongeveer vijftig jaar en op bijna alle bladzijden heeft ze wet een opvlieger.
Op een isk zitten neveninstromers die de Nederlandse basisschool ‘gemist’ hebben en om die reden niet (meteen) naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs kunnen. Dat gemis stelt meer voor dan alleen de schoolse kennis van groep 3 tot groep 8 in Nederland. Op een isk zitten leerlingen die soms meer van het leven hebben ervaren dan menig docent die hun les geeft. Oorlog en een vluchtelingenbestaan kennen velen van hen maar al te goed. Dat zijn de leerlingen waar Emma in De wenskinderen mee te maken heeft.
‘God, wat kunnen die kinderen er beroerd uitzien’, noteert de auteur. Soms doet hun verschijning Emma zelfs denken aan foto's van kampgevangenen uit de Tweede Wereldoorlog. ‘Af en toe ruikt haar lokaal als een lijkenhuis; de rottingslucht die aan hun monden ontsnapt, wordt haar dan te veel en ondanks hun protesten en jammerklachten opent ze de ramen wijd en deelt pepermuntjes en kauwgum uit, die de leerlingen vervolgens bewaren, omdat ze niet mogen eten.’
Voor isk-docenten staan er in het boek zeer herkenbare situaties, zowel in de klas als daarbuiten. Hoewel kauwgum uitdelen op scholen niet veel voorkomt. Op de vraag van haar zoon hoe oud haar leerlingen zijn, zegt Emma bijvoorbeeld: ‘Tussen de twaalf en de achttien.’ Tussen de twaalf en de vierentwintig, corrigeert ze zichzelf inwendig. Sommige kerels beweren zeventien of achttien te zijn, maar aan hun baardgroei, hun borsthaar, hun stem en hun houding is te merken dat ze volwassen zijn.’
Wat de leerlingen eerst gemakkelijk leek, een beetje flierefluiten op een schooltje, valt in de praktijk vies tegen. Ze zijn verplicht naar school te komen, alle lessen te volgen en te doen wat ze wordt opgedragen. Zelfs gymnastiek. Op straffe van verlies van hun toelage. Over het lerarenteam op een isk schrijft Van Gelder onder meer: Leraren op een internationale-schakelklasschool zijn gezamenlijk ‘ouders’ van veel probleemkinderen. Hun juk is zwaar, maar ze dragen het samen. Ali is een van de grootste nagels aan hun aller doodskist. Hij is samen met vader, moeder en een onduidelijk aantal broers en zusters uit Irak gevlucht. Achter de precieze reden komen de leraren niet, dat is hun taak ook niet. Zij geven les, zij bieden structuur. De opvangredenen zijn voor de opvang.’
De isk is een school met de regels van een school voor voortgezet onderwijs. Leerlingen die regels overtreden krijgen straf. Niet verschijnen in een les? Zonder geldige reden te laat komen? Boeken kwijt, huiswerk niet gemaakt? Het betekent nablijven op de vrije middag.
En wie vecht, wordt onherroepelijk van school verwijderd.
Internationale leerlingen worden hardhandig met een nieuwe cultuur geconfronteerd. Want wie gewend was straf te krijgen voor slordig schrijven, maar erop mocht slaan als hij werd beledigd, merkt dat hier andere regels gelden.
Het lijkt mij dat de auteur zich wel heeft verdiept in het isk-onderwijs, maar ik vraag me af of ze er zelf les heeft gegeven. Want over de inhoud van Emma's lessen komen we niet veel te weten. Er is maar één duidelijk voorbeeld dat aangehaald wordt uit de NT2-lessen: namelijk de vraag wanneer een bijvoeglijk naamwoord een e krijgt en wanneer niet. Met als antwoord; ‘het-woordjes raken de extra “e” bij het bijvoeglijk naamwoord kwijt als ze eenwoordjes worden.’
Wel legt de auteur een leuke brug tussen de didactiek en pedagogiek met ‘Mevrou!’. Valentin legt zijn werk bij haar neer. ‘Ik begrijp niet van die opgaaf vier. “Ik begrijp niets daarvan.” Ze glimlacht en legt zijn toets op de stapel. De woorden niet begrijpen kennen ze allemaal. Ze gebruiken ze te pas en te onpas, bij tegenslag, bij gebrek aan kennis, bij angst. Misschien vormen ze wel de meest toepasselijke omschrijving voor al die situaties. Mogelijk is “niet begrijpen” wel de basis van de meeste ellende.’
In het boek werkt het citeren van ‘kromme’ uitspraken van leerlingen verfrissend. ‘Mevrou, ik helemaal ben waterval.’ ‘Wij zijn een soort jou wenskind.’
Leuk en zeer herkenbaar vond ik bijvoorbeeld de beschrijving van de situatie in de laatste lessen voor de vakantie. De leerlingen hebben hun vervolgonderwijs-toets afgerond, er is vastgesteld waar ze na de vakantie naar toe gaan en er zijn nog lesuren. Ze roepen:
‘Mevrou, jij hoeft ons niet meer te leren. Wij weten alles en alles. Nu gaan wij gewoon praten met elkaar en spelen doen op het bord.’
Het boek geeft een schitterende weergave van een isk-schoolreisje naar een pretpark. Het begint al met de vermelding dat ook op zo'n dag isk-leerlingen rustig te laat komen, of gewoon weg-