Gebruikservaring en appreciatie
Ons centrum, het CBE te Gent, had de methode in de eerste plaats aangekocht als achtergrondinformatie. Dat gebeurt ook zo voor de meeste andere uitgaven uit Nederland. Want door de taalverschillen met Vlaanderen kunnen wij deze cursus in zijn totaliteit niet gebruiken: plaatsnamen zijn niet herkenbaar, ‘het gum’ bijvoorbeeld is voor ons ‘de gom’, de Nederlandse uitspraak van ‘g’ of ‘v’ zou door ons als ‘ch’ of ‘f’ worden genoteerd, de uitspraak van bijvoorbeeld ‘ee’ horen wij als tweeklank, enzovoort.
De boekjes en de audio-cd kunnen we dus niet gebruiken. Maar toen ik van een collega uit Antwerpen de aangepaste werkbladen kreeg, gebaseerd op de methode, kon ik wel meteen aan de met de handleiding. Het voorlezen van teksten, leesrijtjes en auditieve discriminatie doe ik dan gewoon zelf in de klas. Ik vind het niet nodig daarvan een audio-cd te hebben.
De cursus gebruik ik eigenlijk niet waarvoor hij bedoeld is, dat wil zeggen niet als voortraject. CBE Gent heeft voor andersalfabeten een apart spoor op het eerste niveau, dus gebruik ik het materiaal van VLNK als aanvullende oefeningen bij mijn eigen cursus. De cursisten zullen nadien doorstromen naar verschillende NT2-groepen, afhankelijk van hun taalniveau.
In plaats van het a parte oefenschrift voor technisch schrijven, krijgen mijn cursisten een
blanco schrift met normale schrijflijnen. Alleen tijdens de eerste lessen maken ze nog oefeningen met hulpschrijflijnen op aparte werkbladen. Wie daarna nog zulke oefeningen nodig heeft, krijgt die als huiswerk mee. Het schriftje gebruik ik in het begin vooral voor technisch schrijven. Naarmate de cursus vordert doen we er zowat alles mee: dictee (klassikaal of in groepjes; elke les zonder uitzondering), tempo-oefeningen (eventueel met chronometer), spelletjes (alle vormen van spelletjes waarbij je iets moet/kunt noteren), ‘leren leren’ (zich voorbereiden op een toets bijvoorbeeld) enzovoort. Er zijn cursisten die aan het einde van de cursus hun schriftje bijna volledig vol hebben en er zijn er die mij elke maand om een nieuw schriftje komen vragen of zelf nieuwe kopen. Het zijn vooral de veelschrijvers die later zonder tempoproblemen meedraaien in een verder niveau.
Bebalve het feit dat zij de klanken en letters van het Nederlands en het Latijnse alfabet moeten leren en oefenen, vormen mijn andersalfabeten een gewone NT2-klas voor normale leerders in de basiseducatie. Dus ook de bekende thema's zoals familie, cafetaria en het weer komen aan bod, net als enkele elementaire grammaticale items zoals het werkwoord en de enkelvoudige zinsstructuur. Alleen het gewone beginnersmateriaal heb ik hier en daar aangepast. Zo probeer ik de hoeveelheid tekst op een blad te beperken en heb ik vooral oog voor de eenduidigheid van de gebruikte lettertypes (de eerste weken vermijd ik bijvoorbeeld de druldetter ‘a’ en leren de cursisten alleen de schrijfletter).
Ik vind VLNK goed opgebouwd en vooral makkelijk in gebruik: voor de docent een korte en duidelijke handleiding, voor de cursist eenvoudige en herkenbare werkvormen. Maar voor de meeste laaggeschoolde andersalfabeten is de duur van VLNK als voortraject te kort. Als andersalfabeten later het tempo van een gewone groep moeten kunnen volgen, is er meer nodig dan alleen goed materiaal: méér tijd en dus méér oefeningen. Drie tot vier lessen per week gedurende een half jaar, vind ik een minimum. Alleen de sterkste cursisten doen het met minder.
Barbara Godfroy, Van letters naar klankm.
Nederlands Centrum Buitenlanders, Utrecht. De cursus bestaat uit:
• | een werkboek (Van letters naar klanken) isbn 90 5517 137 9 bestelnr. 973-0814 |
• | een schrijfschrift (Van klanken naar letters) isbn 90 5517 139 5 bestelnr. 973.0814 |
• | een docentenhandleiding isbn 90 5517 138 7 bestelnr. 973.0813 |