Alfa-Nieuws. Jaargang 6
(2003)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||
Onder de loepEen nieuwe Alfa-toets
| |||||||||||||||||||||||||||
Piepjestoets‘U krijgt een nieuwe docent. U wilt weten hoe zij heet. Wat vraagt u?’. ‘Piep!’ Cursist: ‘Eh... nieuwe docent... weet niet.... eh... hoe heet?’. ‘Piep!’
In traditionele spreektoetsen NT2 moeten cursisten in een kunstmatige situatie binnen een bepaalde tijd reageren op een stimulus in de vorm van gesproken tekst, al dan niet voorzien van illustraties. Dit is de zogenoemde ‘piepjestoets’, genoemd naar het ‘piepje’ dat afgaat om aan te geven dat de spreektijd van de cursist voorbij is. De spreektoets uit de vorige versies van de NT2 Profieltoetsen Alfabetisering (1999 en 2001) verliep op deze manier.
Cursisten in het alfabetiseringsonderwijs zijn zelden gewend om in zo'n kunstmatige situatie te spreken, waardoor ze bij een piepjestoets vaak dichtklappen. Hoewel de onderwerpen in een dergelijke toets wel functioneel en realistisch kunnen zijn, is het praten tegen een cassettebandje dat niet. Alfabetisanten maken tijdens hun traject ook geen (of nauwelijks) gebruik van talenpractica, in tegenstelling tot veel andere NT2-cursisten. In het alfabetiseringsonderwijs wordt spreekvaardigheid eerder in de vorm van reële spreekoefeningen, taalriedels en rollenspellen geoefend. Uit het veld kwamen dan ook signalen dat de piepjestoets een struikelblok vormde voor cursisten. | |||||||||||||||||||||||||||
De toets GespreksvaardigheidIn het Raamwerk NT2Ga naar eind1, is er een aparte vaardigheid in het NT2-onderwijs geïntroduceerd: ‘gesprekken voeren’ (naast ‘spreken’ als monoloog). Dit is de interactie tussen spreken en luisteren. In het kader van het competentiedenken ligt een toets gespreksvaardigheid in realistische en functionele contexten veel meer voor de hand dan een aparte spreektoets. Spreken is meer dan het houden van een monoloog en communicatie is nooit eenrichtingsverkeer. Vooral minder taalvaardigen zijn voor een succesvolle communicatie sterk afhankelijk van hun gesprekspartner. Voor een dergelijke manier van toetsen betekent dat dat de communicatiepartner (de assessor) ook een belangrijke rol krijgt in het toetsprotocol.
De gespreksvaardigheid die nodig is om te communiceren binnen alledaagse contexten kan getoetst worden in de vorm van zogenoemde ‘communicatie-assessments’. Hierin kan een cursist laten zien hoe hij zich in de praktijk redt. In die praktijk wordt een gesprek meestal gestuurd door de gesprekspartner of bestaat een gesprek op zijn minst uit interactie. Bij een communicatieassessment wordt de cursist in een functionele en herkenbare context geplaatst, waarin mondelinge interactie plaatsvindt. Deze toetsvorm is sterk in opkomst en sluit aan bij recente ontwikkelingen op het gebied van competenties en assessments. Naast de toets Gespreksvaardigheid van de NT2 Profieltoets Alfabetisering zijn sinds afgelopen september voor NT2-cursisten communicatieassessments NT2 verkrijgbaar via Bureau ICE.
De nieuwe toets Gespreksvaardigheid uit de NT2 Profieltoets Alfabetisering is gebaseerd op de niveaus A1, A2 en B1 van het Raamwerk NT2, vaardigheid ‘gesprekken voeren’, én de algemene criteria voor NT2-niveaus zoals die zijn opgenomen in de standaardtoetsen NT2 van Bureau ICE, waaronder ook de vorige spreektoets van de NT2 Profieltoets Alfabetisering. In eerste instantie was ervoor gekozen om de toets volledig te baseren op het Raamwerk NT2, maar dat bleek onvoldoende gespecificeerd voor toetssituaties. Daarom zijn de criteria aangevuld met meer concrete uitwerkingen uit de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||
algemene criteria van de standaardtoetsen NT2 van Bureau ICE. | |||||||||||||||||||||||||||
Hoe werkt de toets Gespreksvaardigheid?De cursist wordt in de les door middel van oefenassessments al voorbereid op de toetsvorm. Het is dan ook uitdrukkelijk de bedoeling dat daarmee ruim van tevoren geoefend wordt zodat cursisten op de toetsdag zelf niet verrast worden. Ook de docent kan dit moment gebruiken om te oefenen met deze vorrn van toetsing. Meestal is het participeren in een rollenspel wel vertrouwd vanuit de lessituatie; ook daar worden telefoongesprekken geoefend en worden er situaties uit de realiteit nagespeeld. De werkvorm zal voor zowel de meeste cursisten als voor de docenten dan ook niet onbekend zijn.
De locatie is niet meer een gewoon leslokaal vol tafels en stoelen of een kantoor- Het toetslokaal kan bestaan uit verschillende 'hoeken', bijvoorbeeld een winkel en een postkantoor. De cursist wordt zowel mentaal als fysiek in de context geplaatst, wanneer hij of zij meegenomen wordt naar een hoek Het lokaal is dus een soort toetscircuit, waar bij de cursist in de verschillende hoeken steeds een ander assessment wordt afgenomen. De settingen zijn zo gekozen, dat ze voor de meeste cursisten herkenbaar zijn. Bij de opdrachten die voor een cursist niet herkenbaar zijn, worden suggesties gegeven voor alternatieven. De docent en de cursist krijgen bij elke opdracht een duidelijk omschreven rol toegewezen.
De assessments worden in oplopende moeilijkheidsgraad afgenomen, zodat het mogelijk is te stoppen met de toets als de cursist zijn ‘plafond’ heeft bereikt. Het eindeloos toetsen omdat de toets nu eenmaal zo lang is, is hiermee verleden tijd. De toets begint met een filter waarmee gekeken wordt of het zinvol is om de cursist te toetsen. Dat betekent dat niet-toetsbare cursisten niet vermoeid worden met opgaven die ze toch niet kunnen maken. De toets voorziet ook in een ‘uitloopmogelijkheid’: een opgave waarmee u kunt beoordelen of het zinvol is om de cursist verder te toetsen op niveau B1. Ter illustratie volgt hieronder een deel van een oefenopdracht. Boven in de kolommen staat wat de docent en de cursist moeten doen of zeggen, daaronder staat tussen aanhalingstekens een voorbeelduiting. | |||||||||||||||||||||||||||
Oefenen in de les: ‘Iets kopen in de winkel’
Instructietekst voor de cursist (voorgelezen door de docent)
Figuur 1 Deel van een oefenopdracht bij de toets Gespreksvaardigheid | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||
De instructie gebeurt uitsluitend mondeling, zodat er geen andere vaardigheden nodig zijn om de opdracht te kunnen uitvoeren. Ook bij de uitvoering van de opdracht wordt er geen beroep gedaan op schriftelijke vaardigheden. Zo wordt er wel met ‘boodschappenlijstjes’ gewerkt, maar dan met plaatjes van de producten die gekocht moeten worden. Wanneer de cursist moet afrekenen, wordt ervoor gezorgd dat hij maar één bankbiljet heeft, zodat bij niet hoeft te rekenen en zich volledig kan concentreren op de gespreksvaardigheid. | |||||||||||||||||||||||||||
Globale of diagnostische beoordelingDe assessor kan de assessments op twee verschillende manieren beoordelen, namelijk door midel van:
De toets kan hiermee niet alleen gebruikt worden bij het afsluiten van een alfabetiseringstraject, maar ook als voortgangstoets voor gespreksvaardigheid bij alfabetisanten. | |||||||||||||||||||||||||||
De praktijkHet gaat hier om een totaal nieuwe toetsvorm, waarbij alle aspecten uitgebreid bestudeerd moesten worden. Daarom is gekozen voor een proefafname in de vorm van een kwalitatieve pilot. De toets Gespreksvaardigheid wordt individueel afgenomen. De rol van de assessor is daarbij erg groat. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een toets als Fluency (die ook goed door een afnameleider kan worden afgenomen) moet de toets hier worden afgenomen door een alfa-docent. Aan de pilot is deelgenomen door een groep cursisten en twee docenten. De reacties van de docenten en de cursisten waren positief.
De docenten waren vooral te spreken over het functionele karakter van de toets. Ze vonden de toetsvorm een hele verbetering ten opzichte van de piepjestoets. Ook de cursisten vonden het prettig om op deze manier hun gespreksvaardigheid te tonen. Het idee dat ze een toets moesten maken, maakte sommige cursisten vooraf zenuwachtig. Dat verdween echter snel toen ze de opzet van de toets begrepen. Boodschappen doen de meeste cursisten immers wel vaker. Bij de instructie gaven sommige cursisten zelfs al aan wat ze dachten te moeten doen, zodra ze de setting zagen.
Bij de pilot is gekeken of het mogelijk is om de assessor tijdens de afname al te laten beoordelen. Dit bleek erg lastig te zijn. Docenten waren zo bezig met hun rol als afnemer dat er niet nog een rol als beoordelaar bij kon. Daarom is het raadzaam twee personen bij de afname te betrekken. De een neemt de toets af en speelt dus de wisselende rollen in de assessments, en de ander observeert voor de beoordeling van de toets. Dit kost tijd, maar in de praktijk worden de spreektoetsen op dit niveau al individueel afgenomen. Het is niet altijd haalbaar om een tweede persoon beschikbaar te hebben bij de afname, daarom wordt net als bij de traditionele spreektoetsen sterk aangeraden om de assessments op te nemen op band, zodat die later nog eens teruggeluisterd kunnen worden.
De voorbereiding vergt meer tijd dan bij een traditionele spreektoets. Het is immers niet zo moeilijk om, bij wijze van spreken, een cassettebandje te starten en de cursist af en toe eens bemoedigend toe te knikken. Bij deze toets spelen de assessoren een belangrijke rol bij zowel afname als bij de beoordeling. Nog meer dan bij andere toetsen is het erg belangrijk dat de toets correct wordt afgenomen: de afname en beoordeling van de toets zijn beide gevoelig voor subjectiviteit. Een docent/assessor moet daarom goed weten welke rollen hij of zij gaat spelen, welk taalgebruik daarbij hoort en hoe het gesprek moet verlopen. Door midel van een duidelijke instructie in de handleiding wordt de docent zo goed mogelijk voorbereid. Wij raden docenten/assessoren die met de toets gaan werken, dan ook aan om een beoordelaarstraining te volgen, zoals die er ook is voor het beoordelen van de schrijftoetsen en de traditionele spreektoetsen. Een dergelijke training leidt een docent op tot assessor, zodat hij of zij communicatieassessments kan afnemen en beoordelen. Dit is niet alleen nuttig voor de toets Gespreksvaardigheid van de NT2 Profieltoets Alfabetisering, maar ook voor het afnemen en beoordelen van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||
andere communicatieassessments. Bureau ICE verzorgt praktijkgerichte trainingen, waarin assessoren leren om de communicatieassessments op een effectieve, betrouwbare manier in te zetten. Ze krijgen tips en handvatten om, aan de hand van de afname van een assessment, op een adequate manier te beoordelen en te diagnosticeren.
Behalve de inhoudelijke voorbereiding van de toets, vergt de toets Gespreksvaardigheid ook een goede organisatorische voorbereiding. Er moet materiaal verzameld worden en er moet een toetslokaal ingericht worden. veel van de benodigde materialen worden vaak al in alfabetiseringsklassen gebruikt, bijvoorbeeld een telefoon. Alfadocenten zijn gewend te werken met concrete materialen en beschikken veelal over een collectie met allerhande materialen. Andere zaken, zoals plastic bekers en een pakketje om op te sturen, zijn zo verzameld. Bovendien hoeft het materiaal slechts één keer verzameld te worden. Voor het inrichten van het lokaal is in de handleiding een voorbeeldplattegrond opgenomen. Sommige assessments kunnen op dezelfde plek worden afgenomen, waardoor er slechts vier ‘hoeken’ nodig zijn, terwijl er in totaal zeven assessments zijn. Wanneer het lokaal volgens deze plattegrond wordt ingericht, kost de inrichting niet meer dan een kwartier. Je zou de cursist het liefst observeren in een reële situatie, bijvoorbeeld in een winkel. Omdat dat praktisch niet haalbaar is en omdat de factoren voor het beoordelen daarvoor moeilijk gestandaardiseerd kunnen worden, is deze vorm - die de praktijk benadert - toch een prima alternatief. Uit de reacties van cursisten blijkt dat de toets een hele verbetering is ten opzichte van de vorige toets. Verschillende cursisten vroegen na afloop van de toets verbaasd of dat alles was en of ze wel echt klaar waren! |