| |
| |
| |
Uit het veld
Alfabetisering in de ISK
Corinne Sebregts/stedelijk college-Eindhoven
In Alfa-nieuws wordt aandacht besteed aan de stand van zaken op het brede terrein van de alfabetisering in Nederland en Vlaanderen. Dat overzicht zal zowel alfabetisering als rekenen aan autochtone en allochtone cursisten omvatten, of ze nu in een Internationale Schakelklas (ISK) zitten of op een Regionaal Onderwijs Centrum (ROC), in Vlaanderen of in Nederland. Het eerste overzichtsartikel in deze reeks is van Corinne Sebregts, afdelingsleider aan een ISK te Eindhoven.
In het Nederlandse onderwijs worden allochtone leerlingen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar, die onvoldoende Nederlands beheersen om deel te nemen aan voortgezet onderwijs, geplaatst in de Internationale Schakelklas (ISK). De ISK is volgens de Wet op het Voortgezet Onderwijs geen apart schooltype, maar wordt beschouwd als het eerste jaar voorgezet onderwijs. Leerlingen die naar Nederland komen en in hun eigen land niet hebben leren lezen en schrijven, worden eveneens opgevangen binnen de ISK. Op een populatie van 100 leerlingen zijn gemiddeld 5 leerlingen analfabeet. Althans, dit gegeven geldt binnen de ISK van het Stedelijk College Eindhoven. Hoe klein het aantal analfabete leerlingen ook is, het programma dat deze leerlingen nodig hebben is zo specifiek dat een aparte groep gevormd moet worden om deze leerlingen een gepast onderwijsaanbod te kunnen geven. Het maximum aantal leerlingen dat in een alfabetiseringsgroep kan worden geplaatst, is dan ook lager dan het leerlingenaantal van een reguliere ISK-groep. In een ‘gewone’ ISK-klas zitten gemiddeld 15 leerlingen, terwijl een alfabetiseringsklas met 6 tot 8 leerlingen vol is.
| |
Lezen doe je overal
Dat analfabete leerlingen een speciaal programma vragen, lijkt in het onderwijsveld sneller te zijn doorgedrongen, dan het feit dat ook de alfabete leerlingen speciale eisen stellen aan het onderwijs. Zo verscheen in 1996 de methode Lezen doe je overal (Het Projectbureau), een methode voor aanvankelijk leesonderwijs aan neveninstromers. Een methode voor het NT2-onderwijs aan alfabete ISK-leerlingen verscheen pas in 1999 onder de titel Zebra.
Lezen doe je overal is een bewerking van de structuurmethode
‘NIVEAUVERSCHILLEN TUSSEN ANALFABETE LEERLINGEN ZIJN GROOT’
Veilig leren lezen (Mommers, C. Verhoeven, L. & Linden, S. van der, 1991), die al jaren wordt gebruikt voor het aanvankelijk leesonderwijs in de basisschool. Lezen doe je overal bevat dan ook onderdelen, zoals werkboekjes en aanvullende materialen, die horen bij Veilig leren lezen. De leesboekjes van Lezen doe je overal zijn speciaal geschreven voor neven-instromers in het VO en zien er kleurig en aantrekkelijk uit. Leerlingen vinden het prettig om met de leesboekjes te werken en lijken zich niet te storen aan de kinderachtige plaatjes in de werkboekjes.
| |
Docenten
Veelal zijn de docenten die lesgeven aan de alfabetiseringsklas leerkrachten uit het basisonderwijs. Er is echter geen specifieke bevoegdheid nodig om binnen de ISK alfabetiseringsonderwijs te geven. Basisschooldocenten beschikken over vaardigheden om leerlingen te leren lezen en schrijven en zijn bovendien vaardig in het zelfstandig laten werken van leerlingen. In de alfabetiseringsklassen wordt vaak in kleine groepjes of individueel gewerkt, zodat leerlingen in hun eigen tempo het lezen en schrijven onder de knie krijgen. De niveauverschillen tussen analfabete leerlingen zijn dan ook groot. Er zijn leerlingen die door de situatie in het thuisland niet naar school zijn gegaan, maar ook leerlingen die niet naar school zijn gestuurd, omdat hun ouders beseften dat het kind niet intelligent was en dat het
| |
| |
meer zou leren door al op jonge leeftijd te gaan werken. Bovendien zijn er ‘andersalfabete’ leerlingen die een schrift beheersen, dat zo wezenlijk verschilt van het Nederlands, dat het zinvol is een alfabetiseringstraject te volgen, voordat zij Nederlands gaan leren binnen het reguliere ISK-onderwijs.
| |
TPR
Voordat leerlingen met het alfabetiseringstraject kunnen starten is het echter noodzakelijk dat zij aanspreekbaar zijn in het Nederlands. Leerlingen moeten een Nederlandse basiswoordenschat beheersen, zodat ze instructies als ‘trek een lijn’ of ‘zet een cirkel om...’ begrijpen. Bovendien hebben leerlingen een gewenningsperiode nodig als zij voor het eerst een school bezoeken. Veel analfabete leerlingen zijn immers nog nooit naar school geweest en moeten dus erg wennen aan een onderwijsomgeving waar je gedurende 45 of 50 minuten op een stoel en aan een tafel zit. Net als alle andere leerlingen, moeten zij bovendien wennen aan zoveel vreemde klanken, aan het vreemde klimaat van een onbekend land, waar andere regels gelden dan ze gewend zijn. Aan het alfabetiseringstraject gaat daarom een onderwijsperiode vooraf, waarin vooral wordt gewerkt volgens de methodiek van ‘Total Physical Response’ (TPR). Leerlingen leren woorden door met handelingen te reageren op instructies als ‘loop naar het bord’ of ‘wijs naar de deur’.
Als de leerling de instructie correct opvolgt, weet de docent dat hij de taal begrepen heeft.
| |
Lezen over grenzen heen
Op veel ISK's blijkt tijdens deze TPR-fase dat een leerling analfabeet is. Sinds 1998 is het echter ook mogelijk analfabete leerlingen op te sporen door gebruik te maken van een leestoets uit de batterij van Lezen over grenzen heen (Partners, Training en Innovatie, 1998). Er kan een keuze worden gemaakt uit teksten in de 25 op de ISK meest voorkomende talen. Een tekst die is geschreven in de moedertaal van een nieuwkomer wordt aangeboden. Als de leerling de tekst kan lezen, is hij dus in de eigen taal gealfabetiseerd. De docent kan dit controleren met behulp van een versie van de tekst, waarin in het Nederlands is weergegeven hoe de tekst in de vreemde taal moet klinken. Overigens geeft ook het leesgedrag van een leerling vaak al een hele goede indruk: ook als je de taal niet beheerst, valt een echte beginner goed te onderscheiden van een vlotte lezer. Als op deze manier al vroeg wordt ontdekt dat leerlingen analfabeet zijn, kan de TPR-fase ook in de alfabetiseringsklas plaatsvinden. Daarvoor is inmiddels een speciale methode, getiteld Alfalfa (Hattink & Bhoepsing, 2002) verschenen. Met Alfalfa leren leerlingen 500 woorden, die enerzijds passen bij de belevingswereld van analfabete leerlingen en anderzijds noodzakelijk zijn voor het functioneren in onderwijsleersituaties.
| |
Rekenen
Het onderwijs in de alfabetiseringsgroep bestaat voornamelijk uit lessen Nederlands, zo'n 18 lessen per week.
Leerlingen moeten echter ook andere vaardigheden ontwikkelen om na het alfabetiseringstraject verder te kunnen gaan in het ISK-onderwijs, dat voorbereidt op instroom in het voortgezet onderwijs. Met name de rekenvaardigheid is belangrijk, mede omdat leerlingen zich al snel in de Nederlandse maatschappij moeten kunnen redden en dus in ieder geval functioneel moeten kunnen rekenen.
Het rekenonderwijs in de ISK staat nog in de kinderschoenen en er wordt dan ook veel gebruik gemaakt van eigen materiaal en methodes voor het aanvankelijk rekenonderwijs op de basisschool. Een vrij oude methode als Remelka (Werkgroep Remelka, 1987) wordt in de ISK nog vaak ingezet. Hoewel de ISK als onderwijsorganisatie overeenkomt met een reguliere school voor VO met leswisselingen en meerdere docenten die aan een klas verschillende vakken geven, wordt er met betrekking tot de alfabetiseringsgroepen vaak voor gekozen om een zeer beperkt aantal docenten les te laten geven aan de ‘alfa-klas’. Dit is mogelijk doordat de docenten met hun achtergrond in het basisonderwijs vaak ook de rekenlessen en indien nodig lessen lichamelijke oefening kunnen verzorgen. Soms worden alfa-leerlingen bij andere lessen, bijvoorbeeld gymnastiek of verzorging, bij andere groepen geplaatst, tussen de reguliere ISK-leerlingen.
| |
Toetsing
Het meten van de vorderingen op het gebied van Nederlands en rekenen binnen de ISK gebeurde tot 1999 aan de hand van zelfontwikkelde toetsen of de leerstofafhankelijke toetsen, die bij de methode hoorden. Hoewel deze toetsen nog steeds gebruikt kunnen worden, moet er sinds 1999 ook een andere toetsbatterij worden afgenomen. Het gaat om een toetsbatterij, waarmee de vaardigheid in het technisch lezen, begrijpend lezen, spellen en inzichtelijk rekenen wordt gemeten. De verplichting om deze toetsen af te
| |
| |
nemen komt voort uit het feit dat de ISK wettelijk gezien het eerste jaar VO is.
Toen in 1999 de leerwegen in het VMBO met een nieuwe zorgstructuur werden ingevoerd, werd voor de ISK bepaald dat ook voor ISK-leerlingen leerwegondersteuning (LWO) moet worden aangevraagd. LWO is een voorziening in de vorm van financiële middelen, die worden verstrekt aan scholen voor VMBO die leerlingen opvangen die grote leerachterstanden hebben of gehinderd worden door sociaal-emotionele problemen. Een aanvraag tot leerwegondersteunend onderwijs gebeurt met een aanmeldingsformulier, dat wordt ondersteund met een onderwijskundig rapport. Daarin moet aangegeven worden wat de cognitieve capaciteiten van de leerling zijn en in welke mate er sprake is van leerachterstand op het gebied van begrijpend lezen, technisch lezen, spelling en inzichtelijk rekenen. Daarnaast moet bij leerlingen met een IQ van 91 of meer aangetoond worden, dat zij gehinderd worden door sociaal-emotionele problemen.
‘het rekenonderwijs in de ISK staat nog in de kinderschoenen’
De leerachterstanden moeten worden aangetoond op basis van toetsen die door de Regionale Verwijzings-Commissie (RVC) zijn aangemerkt als valide meetinstrumenten. Bij het opstellen van de regels voor de aanvraag tot leerwegondersteuning is echter niet gedacht aan de ISK, waardoor de leerlingen toetsen maken die eigenlijk zijn bestemd voor het basisonderwijs. Deze toetsing komt gedurende het ISK-onderwijs steeds terug, omdat niet slechts de achterstand vergeleken bij Nederlandse leeftijdsgenoten moet worden aangetoond, maar ook het leerrendement dat behaald is in een aantal maanden Nederlands (alfabetiserings)onderwijs.
| |
Toekomst
Veel ISK's hebben protest aangetekend tegen deze ontwikkelingen. Het ziet er echter naar uit dat in het schooljaar 2002-2003, waarin alleen voor leerlingen LWO kan worden aangevraagd als ze in oktober 10 maanden Nederlands onderwijs hebben gevolgd, de situatie er niet beter op wordt. Leerlingen moeten hoe dan ook vanaf het moment van instroom getoetst worden om te weten wat het leerrendement is na 10 maanden Nederlands onderwijs, maar voor die eerste 10 maanden wordt slechts een laag bedrag aan CUMI-gelden verstrekt. De RVC's zijn strenger geworden en de ISK zal door de nieuwe regeling minder inkomsten genereren. Daarnaast is de politieke situatie in Nederland van dien aard dat er minder vluchtelingen worden toegelaten en vluchtelingen Nederland moeten verlaten. Het leerlingaantal van de ISK's in Nederland daalt drastisch, waardoor docenten die expertise hebben opgebouwd met betrekking tot NT2-onderwijs en alfabetisering niet langer in de ISK kunnen blijven werken.
Bovendien was de ISK-doelgroep altijd al te klein, maar
zal nu zeker te klein zijn om voor uitgevers van onderwijsmaterialen, het ontwikkelen van materialen voor deze groep aantrekkelijk te maken. Gelukkig zijn er voor het alfabetiseringsonderwijs een aantal goede materialen op de markt, maar het is nog maar de vraag of ISK's het zich in de toekomst nog kunnen permitteren om kleine alfabetiseringsklassen te vormen en deze materialen te gebruiken in de onderwijssetting waarvoor ze bedoeld zijn.
| |
Literatuur
Projectbureau OVB (1996) Lezen doe je overal. Tilburg: Zwijsen |
Mommers, C., Verhoeven, L. & Linden, S. van der (1991) Veilig leren lezen, structuurmethode voor het aarwankelijk leesonderwijs. Tilburg: Zwijsen |
Hattink, M. & Bhoepsing, G. (2002) Alfalfa. Rotterdam: Uitgeverij Partners |
Werkgroep Remelka (1987) Remelka. Den Bosch: Malmberg |
Partners, Training en Innovatie (1998). Lezen over grenzen heen. Een leestoets in 25 talen. Rotterdam: Partners, Training en Innovatie |
|
|