Alfa-Nieuws. Jaargang 4
(2001)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermdWerk in uitvoeringCommuniceren: dan komt de taal vanzelf?
| |
[pagina 10]
| |
worden, waarbij de min of meer de aparte taalles (hoe communicatief gericht ook) wordt afgeschaft en het leren van de taal direct verbonden wordt met de leer- of beroepssituaties die in eerste instantie een ander doel dienen, zoals bijvoorbeeld een muurtje metselen, een plank schuren of de was strijken. Al metselend etc. leer je het daarbij en daarvoor noodzakelijke taalgebruik (Kun je even nieuwe specie aanmaken?). Dat is bijvoorbeeld ook het uitgangspunt bij Klaar Af, enigszins bij Zebra en ook bij het nog te verschijnen Hippo. Het is absoluut een feit dat door middel van die directe taakgerichte communicatie een taal valt aan te leren: een au-pair zal na een jaar Parijs Frans hebben geleerd. Maar...... werkt dat wel altijd en voor iedereen? Bij ons op school, een ISK-school, is er het hele jaar tussentijdse instroom, dus de mogelijkheid om vanaf de entree van een leerling communicatieve groepsactiviteiten uit te voeren, is tamelijk klein (dat kan wel, maar toch vooral met buitensluiting van de nieuw aangekomenen die nog helemaal niks begrijpen). | |
Is de taakgerichte benadering een verbetering?Bij ons op school hebben leerlingen ook praktijkvakken zoals koken, sport en techniek. Het blijk al heel snel dat veel leerlingen bij een gezamenlijke groepsactiviteit taalgebruik zoveel mogelijk mijden. Er zijn heel veel mensen die heel erg slim en handig zijn in andere manieren van communiceren dan door middel van taal, en die vaardigheden passen ze toe. Wat ik zo uit de losse pols heb geobserveerd is, dat zorgleerlingen (de zwakste leerlingen op onze school) dat nog veel sterker doen dan leerlingen met meer leervermogen. Ik vermoed dat dat te maken heeft met slechte ervaringen die al heel vroeg in het leven van de zorgleerling zijn begonnen. Zodra een mens begint te praten, kan hij te maken krijgen met positieve en negatieve reacties: geprezen worden, getroost worden, maar ook uitgelachen worden, bekritiseerd worden, verbeterd worden, genegeerd worden... Negatieve reacties zijn de snelste manier om iemand voor de rest van zijn leven met taal op slechte voet te laten geraken. Dat zou in alle culturen wel eens hetzelfde kunnen zijn. In onze klasse-situaties zitten ook altijd leerlingen die dezelfde taal spreken en er zijn een aantal gemeenschappelijke woorden meestal uit het Arabisch (of het Engels) die veel leerlingen kennen. Die woorden worden het snelste en het meeste door de hele groep gebruikt In dit verband is het volgende wel illustratief. Mijn klas (zorgleerlingen) heeft als groepsactiviteit koken. Ik vroeg aan mijn collega kooklerares: ‘Wat vind je van mijn klas. Werken ze een beetje leuk?’ Het antwoord: ‘Heel erg leuk stel, werken heel goed samen en ze zijn ook zo lekker rustig. Ze hebben de juiste instelling: niet praten maar doen! Daar hou ik van.’ En mijn collega veegde de handen nog maar eens af aan haar schort. Haar eerste taak is de leerlingen leren koken, en de leerlingen vatten dat kennelijk met genoegen ook zo op. (Voor de goede orde: in overleg met de coördinator taalbeleid bij ons op school, wordt er gewerkt aan de combinatie vak en taal leren) Maar om nu te zeggen dat gezamenlijke produktieve activiteiten en ervaringen een vruchtbare context voor leerlingen zijn om met elkaar hun begripssysteem uit bouwen, zoals Tharp beweert..... Als de leerlingen echter wel moeten communiceren, bijvoorbeeld omdat er anders iets fout gaat, staat ook meteen de boodschap weer centraal. Ze gebruiken de taal die het snelst effect heeft. Onlangs kwam ik het volgende in het wetenschapskatern van de Volkskrant tegen. Er zitten tien mensen bij elkaar die allemaal Engels spreken en negen daarvan spreken ook Nederlands. Slechts één persoon spreekt alleen Engels en geen Nederlands. Dan is het niet zo, dat die groep de taal van de meerderheid dus Nederlands gaat spreken maar Engels ter wille van die ene persoon. Die een zal misschien wat Nederlandse woorden oppikken maar observaties van deze situatie heeft aangetoond dat ter wille van de communicatie Engels de voertaal wordt. Zo gaat het vaak ook bij ons. Welke Alfanieuws collega heeft niet die leerling, die heel goed Engels spreekt? En wat gebeurt er bij de docent? Blijft die heel consequent Nederlands met die leerling spreken zoals het wel zou moeten? Ook als de situatie haastig is en die jongen heel snel uitgelegd moet worden dat hij vlug naar de bus moet rennen? We weten allemaal wel beter. Communicatie gaat voor de taal leren, niet alleen bij Willem-Alexander. In een groep nemen mensen onmiddellijk woorden van elkaar over en als er geen enkele Nederlander in de groep zit (zoals de reële situatie op onze scholen is) zal er dus geen Nederlands woord worden over- | |
[pagina 11]
| |
genomen van elkaar. Dat wil zeggen als er van meet af aan in een groep wordt gewerkt en communicatie het eerste en belangrijkste medium is voor het leren van de taal. Misschien illustreert het voorgaande dat het niet in alle situaties even wenselijk is communicatie als hart en start van het tweede taalonderwijs te beschouwen. Want waarom werkt het niet? Het kan zijn dat de vakdocent zich nog te weinig bewust is van het feit dat ze ook taaldocent zou moeten zijn. Het kan zijn dat de leerlingen op de momenten dat het niet nodig is voor een voortzetting van hun taak, de taal niet gebruiken en ook niet oppikken. Maar waarschijnlijk doen die leerlingen precies wat ook de bedoeling was van de communicatieve benadering: ze communiceren gericht op een zo snel mogelijke en effectieve afhandeling van het gerezen probleem. Dat betekent eventueel zo min mogelijk Nederlands gebruiken, maar handen en voeten, of een andere taal. Tenzij er al een situatie is ontstaan dat gebruiken van het Nederlands op dat moment communicatief het meest effectief is. Bijvoorbeeld wanneer de leerlingen eerst eerst individueel een flinke basis Nederlands hebben geleerd van een docent die veel nadruk legt op een woordenschat en basisvaardigheden. (gelukkig doet Zebra dat ook). Ik denk dat het wel mogelijk is individueel een heel eind te komen met het leren van een taal. Een instelling voor schriftelijk onderwijs als het LOI verkoopt al zeker vijftig jaar taalcursussen en de Informatie BeheerGroep die de examen-resultaten bijhoudt liet mij desgevraagd weten dat het percentage geslaagden voor staatsexamens vreemde talen van het LOI en ander schriftelijke opleidingen niet afwijkt van het gemiddelde. In Haarlem hebben wij zes jaar lang leerlingen eerste opvang geboden met de methode Spreken is zilver. Dat ging zo: een leerling kwam binnen en meteen na de eerste kennismaking kreeg hij een koptelefoon op het hoofd en ging hij plaatjes kijken in de zgn. learnable. Er werd de eerste 2 à 3 weken nauwelijks met zo'n leerling gesproken, noch met de leerkracht noch met de medeleerlingen. Maar de mensen die buiten de school met deze leerlingen te maken hadden, mensen van vluchtelingenwerk, de maatschappelijke begeleiders, de dagelijkse verzorgers vertelden ons unaniem dat ze na een korte tijd op school zoveel beter met de leerlingen konden communiceren. Hoe sterker die individuele Nederlandse bagage van elke leerling afzonderlijk is hoe groter de kans dat Nederlands de voertaal wordt, ook in die communicatieve situaties. Wat heeft dat nu te maken met het taalonderwijs aan analfabeten en andere zorgleerlingen? Wat mij betreft dit. De aanname dat taalverwerving zich door communicatie min of meer vanzelf voltrekt en het beste in een groep kan gebeuren is veel te optimistisch en leidt vaak wel tot verbale en nonverbale communicatie, maar niet meteen de bedoelde. Ik zou heel graag willen dat materiaalontwikkelaars en onderwijs-deskundigen hier eens op ingingen. |
|