Hoe menig officier moest met zijn scheepsvolk sneven
De zee nam altegaar de bladen van hun leven
En blies ze her en der met enen ademstoot
Geen weet er van hun eind in d'ongemeten diepte
................
Geen weet er ook hun naam, zelfs geen bescheiden grafsteen
- Op 't nauwe kerkhof keert de vraag tot ons terug -
Niet eens een groene wilg, wiens blaren herfstig sterven
Niet eens het klaaglijk liedje zonder fleur of verve
Des blinden op de hoek van een verweerde brug.
V. Hugo - Oceano nox
Welnu, al 't varensvolk - de kapiteins, matrozen,
Door hun grote Oceaan voor altijd opgeslokt,
Die vrij en zorgloos zee voor verre tochten kozen,
Zijn dood - zo onbetwist als elk van hen vertrok.
Nu wat! Dat is hun vak, in laarzen te verrekken,
Hun borrel aan de borst, rap in hun oliejekker...
Eén troost: de Maagre Henriet staat vast als een matroos; -
Zij gaat met je naar bed: zij is de enig-ware...
Daar gaan zij dan: Tesaam! Meegevoerd door de baren!
Of spoorloos in een hoos...
[pagina 229]
[p. 229]
Een hoos... is dat de dood? De onderzeilen slepen
Knallend door 't water heen! Dat heet pas ‘zee aan boord’...
Een loden waterval, de bovenmasten zwepen
Zwaar op de golven neer - nu is kapseizen 't woord.
- Kapseizen. - Peil dat woord. Uw sterven is wel kleurloos
En niet veel zaaks aan boord, onder een zware sleurhoos...
Niet veel zaaks bij de brede bittre lach, waarmee
De zeeman vecht. - Vooruit, al hens aan alle dekken! -
Het grillige oude spooksel Dood toont nieuwe trekken:
De zee!...
Verdronken? - Ach, loop rond! dat is in 't zoete water.
- Verzopen! man en muis! En tot het jongste maatje,
uittarting in het oog, een godver in de mond,
Elk spuwt een uitgekauwde kees het vliegend weer in
En drinkt zijn teug der grote spoelkom zonder weerzin.
- Gelijk een elk zijn borrel stond. -
.................
- Geen zes voet diep, geen zatgevreten kerkhofratten:
De haaien krijgen hen! De ziel van een matroos,
in plaats van door te sijplen in uw veenpatatten,
danst met de zee altoos.
- Zie, hoe ginds aan de kim de deining op komt lopen,
- 't kon de verliefde buik wel zijn
Van d'een of andre havenmeid, driekwart bezopen...
- Daar zijn ze in ieder golfravijn. -
Luister en hoor het somber loeien van de winden!...
't Is hun herdenkingsdag, die al te dikwijls keert. -
Poëet, houdt voor uzelf het liedje van den blinde;
- Aan hen het De profundis dat de wind u leert.
[pagina 230]
[p. 230]
- O laat hen eeuwig wiegen in de ongerepte rijken!...
O laat hen groen en naakt.
Geen spijker, kist of kaars, geen doodskleed voor de lijken!...
O laat hen toch, landrot in rijker doen geraakt!
Jan G. Elburg en Koos Schuur
N.B. De wat wonderlijke ‘Maagre Henriet’ staat voor een Franse vrouwelijke vorm van de dood: La camarde (de platneus) waarvan in het Nederlands geen equivalent bestaat.