Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 227] [p. 227] Aan een voorbijgangster Charles Baudelaire De straat omspoelde mij en brulde oorverdovend. Rijzig, in zware rouw, vorstelijk in haar leed, ging daar een vrouw voorbij, schreed daar een vrouw en schreed en zwierde slank ter hand haar rokzoom, zwart beloverd, rondom haar statig been. O, dwaas, weer dom gelovend, ik dronk mij snel en diep, en werd door onrust heet, uit haar loodkleurig oog, daar waar men bliksems smeedt, de lieve lust die doodt, de zoetheid die betovert. Een bliksem... dàn de nacht! O schoon, dat verder schrijdt, dat met één snelle blik mij eensklaps deed herleven, zal ik u niet meer zien, dan in de eeuwigheid? Elders, en ver van hier! Te laat! Nooit! Om het even! Gij vlucht onvindbaar voort - mijn spoor is uitgewist - die ik beminnen wou, o vrouw, gij, die het wist! Gerard den Brabander Vorige Volgende