Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] Dichtkunst Paul Verlaine (1844-1896) Vóór al muziek, vóór alle dingen, En daarbij 't rijm liefst ongepaard, Vager, oplosbaarder van aard In lucht, door niets te drukken of te dwingen. En zo gij woorden samenbrengt, Niet één verdient er uw misprijzen: Geen vers is mooier dan het grijze, Waarin zich vaag met helder mengt. 't Zijn klare ogen door gordijnen, De dag die trilt om 't middaguur, Of het lichtblauw en zindrend vuur van sterren die door 't najaar schijnen. Wij willen Tinten ook vooral, Geen Kleuren, enkel maar de tinten! 't Zijn tinten die de droom verbinden Met de andre droom en fluit met hoorngeschal! Houdt u ver weg van al 't moorddadig Leuke, De wrede Geest en de profane Lach, Al wat het Hoge aan 't huilen maken mag, Al deze uien uit de volksgaarkeuken. Wanneer gij ook wel Welbespraaktheid worgt, Was 't welgedaan er tevens naar te streven, het rijm een beetje hersens mee te geven: Het gaat verkeerd als gij er niet voor zorgt. [pagina 232] [p. 232] Want o dat rijm, wie wijst eens op zijn feilen! Wie wrocht, welk kind of welke kanibaal, Dat sieraad van een cent, met een kabaal Van gieren en geknars onder zijn vijlen? Muziek, muziek opnieuw en altijd weer! Maak van uw vers een ding dat is ontstegen Aan een gemoed dat gaat langs nieuwe wegen Naar andre liefden in een andre sfeer. Laat uw gedicht het heerlijk avontuur zijn dat rondzweeft op de dunne ochtendwind, Tussen de geur van thijm en kruizemunt... En laat de hele rest litteratuur zijn. Jan G. Elburg Vorige Volgende