[Ad Interim, 1949, nummer 8/9]
Bij dit nummer
Wanneer men ooit een tiende muze zou willen inaugureren, zou dat niemand anders dan Marianne kunnen zijn: de muze met de tricolore, die èn Charles d'Orléans, de nobele zanger van het ‘franc royaume de France’ èn de jonge experimentele dichter Eduard Jaguer - de uitersten die dit nummer begrenzen - onder haar hoede neemt. Het was natuurlijk ondoenlijk, het wijde gebied waarover haar patronaat zich uitstrekt, in deze speciale aflevering van Ad Interim volledig in kaart te brengen. Dat lag ook niet in de bedoeling. Onze ‘kartering’ was een vrij willekeurige, aangezien wij min of meer gebonden waren aan de voorkeur die de vertalende dichters lieten gelden.
Die voorkeur gold - evenals dat vorig jaar in het Engeland-nummer het geval was - de poëzie van de 19e en de 20ste eeuw. De dichters van de romantiek, de poètes maudits en de surrealisten zijn het sterkst vertegenwoordigd. Aan de modernistische stromingen werd ook ditmaal bijzondere aandacht gewijd.
Op enkele uitzonderingen na, zijn alle verzen die men hierachter aantreft, speciaal voor dit nummer vertaald. Het verheugt ons ten zeerste, dat de dichter M. Nijhoff ons toestemming heeft verleend hier een herdruk te geven van zijn vertalingen van De Vigny, Hugo, Nerval en De Musset, die tijdens de bezetting anoniem en in beperkte oplaag zijn verschenen onder de titel Enkele Romantische Gedichten (Vijf Ponden Pers). Dit is de eerste publicatie ‘in het openbaar’.
Men zal onder de vertalers ook de naam Slauerhoff aantreffen. Wij wijzen u er op, dat het hier een tweetal nog nimmer gepubliceerde vertalingen naar Rimbaud en Baudelaire betreft, die onlangs door de tekstcriticus K. Lekkerkerker in de nalatenschap gevonden zijn.