Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Roulecanade L.Th. Lehmann Roulecanade was doordrenkt van houtrook en van cognac, zijn voorvaderlijk huis lag voornaamlijk in gruis en het sneeuwwater lekte door 't dak. Er klopte een hand en de dienaar Bertrand stond op van het vuur, diende aan. ‘'t Is uw stamvader Pierre,’ zei hij met een groot air. ‘Laat die niet in het lek blijven staan.’ Zei Roulecanade en bood met veel zwier een stoel aan de geest; hoogbejaard. ‘Ja waarlijk, het doet mij bijzonder plezier weer eens iemand te zien naar mijn aard.’ ‘Gij kent mij niet goed,’ sprak de geest en hij kuchte. ‘'k Spookte slechts in de westgalerij. Die vleugel verdween, is een spookbouw alleen en bestaat dan ook enkel voor mij. Maar prefabs verschijnen er op de terreinen die vrijkomen, dat moest mij bannen. Dwars door gangen, met dames a licornes behangen zie ik nu aluminium pannen.’ ‘Hier zijt g'altijd welkom,’ zei Roulecanade. ‘Bertrand, schenk heer Pierre ook eens wat!’ Maar Bertrand zei ontdaan: ‘Mijnheer, 't zal niet gaan, gij ledigdet 't laatst' eiken vat.’ [pagina 164] [p. 164] Ach, Roulecanade zijn wanhoop was groot maar minzaam sprak d'oude heer Pierre: ‘Maak om mij U geen zorgen, 'k drink steeds tot de morgen, de geestkelder strekt nog heel ver.’ ‘Wat!’ riep toen Roulecanade ontzet, en ik zit hier in koude en stank, zeg mij, stamvader, hoe krijg ik toegang daartoe, dan verwerft gij mijn eeuwige dank. Maar wat zwets ik, een geest zal ik ook moeten zijn, nu wordt het mij plotseling helder. Kom trekt uw rapier. Wat verliest gij? Geen zier! Wat win ik? De eeuwige kelder!’ Dus vochten die twee, de cape et d'epee, met vreugde, met woede en zwier, tot het geestlemmet Roulecanade doorstak, hij een geest werd met veel pleizier. Op de schouders zo klopten de geesten elkaar en daalden een geestentrap af. Bertrand wou behulpzaam hen volgen, maar waar zij verdwenen, stootte aarde hem af. Maar spoedig toen kwamen zij zingende weer en rolden de geestvaten aan. ‘Een ding nog, Bertrand, kom doe der wat an, gooi even mijn lijk uit het raam!’ Nu drinken de beide Roulecanades van laat tot vroeg, van vroeg tot laat. Dan bedient hen Bertrand, met ledige hand en straalt over heel zijn gelaat. Vorige Volgende