| |
| |
| |
Ephialtes van Athene of Hoe de eerste democratie ter wereld kwam (fragment)
Jef Heydendael
Athene werd van oudsher oligarchisch en conservatief geregeerd door een college van ongeveer 200 oude aristocraten en grootgrondbezitters, de Areopaag. Het dagelijks bestuur was in handen van een negental archonten, de leiding van het leger was toevertrouwd aan een opperstrateeg.
Sinds het wapenbroederschap tegen de Perzen waren de regeerders nog altijd Spartaans gezind. Maar al spoedig eiste de tot bloei gerakende bevolking een onafhankelijker politiek, tegelijk met de vraag om meer rechten en medezeggenschap in het bestuur.
Rond 468 v. Chr. trad Ephialtes, samen met zijn jonge vriend Pericles, aan 't hoofd van deze oppositie, die weldra tot een revolutionaire beweging uitgroeide.
PERSONEN:
THESPANIOS, DIOCLES, MENANDER, archonten, |
CIMON, opperstrateeg - SOTALCES, boer, |
DAPHNE, dochter van Thespanios, |
XANTHA, haar voedster. |
| |
Eerste bedrijf: Voorhal in het huis van Thespanios
1e Toneel: Daphne, Xantha, later Thespanios.
(ongeduldig, temperamentvol)
Vooruit, Xantha, je hebt met mijn nieuwsgierigheid genoeg nu kat en muis gespeeld. Vertel; ondanks het walglijk streng verbod drong je als vrouw dus door tot in het stadion der mannen. Wat zag je?
(hijgend en mokkend)
Jij kunt 'n oud mens wat aandoen! Ik heb overal pijn van al dat bukken.
| |
| |
Jij bent altijd net zo oud en pijnlijk als je nodig acht. Maar ik heb geen medelijden voor je me vertelt wat je in 't stadion zag, vooruit!
Nou... ik heb 'n wedloop gezien.
Daar hoeft je vrouwelijke eer niet voor op 't spel gezet.
Niets nieuws; lange benen heb ik ook.
En 'n worstelkamp, en 't vuistgevecht.
Ik weet niet hoe ik jouw afkeuring 't gemakkelijkst verdien, door te vertellen of te zwijgen.
Neen vertel, maar iets waardevols, iets opwindends!
Ja, ook de rest van de vijfkamp, ze wierpen de speer, ze slingerden de discus...
Het was een hard gevecht. Wel tachtig van die spierklompen...
Er waren zonen van de voornaamste families bij! Ik zag verschillende Alkmeoniden, en...
Xantha, ben jij nu wèrkelijk doof? De honderd verliezers interesseren me niet, ik wil horen wie de winnaar was!
Ja, Ephialtes won, is 't nu genoeg?
Meer dan genoeg... En hòè won Ephialtes? Toe vertel!
Gewoon, zijn discus kwam drie passen verder neer dan die der anderen.
Drie? Dertig, veertig voor wie niet bijziende is!
En zijn speer stak 'n eindje verder in 't gras dan die van Polymachos.
Stak zijn speer in 't gras? Slingerde hij ze niet over de hoofden van de kijkers tot buiten ieders bereik?
| |
| |
Zo doet hij met z'n woorden. Zij zwieren uitdagend uit zijn mond en 't is alsof zijn gebaar hem tegelijk vleugels geeft, zodat de hoorders verbaasd de lucht in kijken als naar vogels.
Hoorde jij Ephialtes dan al spreken?
Ha! Gisteren was ik nog onder zijn gehoor op 't marktplein!
Zijn opruierij boeit me, dat is alles.
Hij vertelt zulke fantastische onzin als ik sinds jouw religieuze mythes niet meer heb gehoord.
Neen, zijn verhalen zijn sterker dan de mythe, want mèèr dan de helft van zijn hoorders neemt ze voor waar aan, terwijl hij ze toch zelf verzonnen heeft.
Maar men zegt dat zijn verhalen zeer gevaarlijk zijn.
Stáátsgevaarlijk! Hij heeft de charme van het roekeloze avontuur, en ik popel van ongeduld om te zien hoe mijn vader het met hem gaat aanleggen.
En wat verkondigde Ephialtes dan?
Dat weet ik werkelijk niet, Xantha.
Hij oreerde over vrijheid, over menselijke waardigheid, enzovoort. O ja, en over de rechten van de vrouw, sprak hij.
De vrouw hoeft niet langer de slavin te zijn van de man. Als vrijgeboren wezen heeft zij dezelfde rechten! Nou?
Daar is je vader; vraag hèm maar eens zijn oordeel.
(Thespanios komt op)
U weet wat Ephialtes allemaal van U vertelt?
Zou ik niet weten hoe deze straathond blaft?
Maar wat gaat U met hem doen?
Sinds wanneer interesseren jonge meisjes zich voor politiek?
| |
| |
Sinds de politiek zich interesseert voor jonge meisjes. Mijn plaats is niet langer aan Uw knieën, zegt Ephialtes, maar naast Uw schouder!
Ik merk dat Ephialtes' stille aanhang groter is dan 't aantal meelopers op de straat.
Zijn aanhang is niet langer stil. Hij won de vijfkamp, U zult hem moeten huldigen! Toe, wat gaat U met hem doen?
En denkt mijn dochter dat ik dit staatsgeheim aan haar kleine wipneus zal hangen, waaronder zich dat rusteloze mondje roert?
En denkt mijn vader dat dit de juiste weg is om 't interesse voor deze volksmenner te verkleinen?
(tot Xantha)
Is het maal gereed dat ik straks mijn gasten aanbied?
(tot Daphne)
Is het vlees wat aangebraden, het wild verzorgd, de wijnen al gemengd, Mejuffrouw?
Bijna; alleen nog de laatste hand.
Vlug naar de keuken! Bedrijf daar vrouwenpolitiek met pot en pan en eetgerei.
Dan bedenk ik wel 'n strik voor balsturige demagogen.
(schalks)
Uw dienstwillige dienares, Heer; maar als het misloopt, reken niet meer op mijn meelij.
(met Xantha af)
(alleen)
Bij alle goden!... waarom leeft deze geest niet in een zoon! Waarom kreeg Thespanios geen telg, al was 't maar met de helft van dit vernuft!
(Cimon en Diocles komen op, bezorgd en opgewonden)
| |
| |
Goeden morgen, Diocles en... Cimon!
Wat fronst onze opperstrateeg het voorhoofd somber?
Voor de benijde lieveling van 't volk?
Twijfelachtige eer zolang volksgunst grilliger blijkt dan vrouwenliefde.
Sparta is in doodsgevaar!
Is Sparta die oproerige Messenen nòg niet meester?
Vanmorgen verschijnt 'n Spartaan in scharlakenrode mantel in de westelijke stadspoort: Periclidas, die namens geheel Sparta om hulp kwam vragen!
Om hulp, Thespanios! Hij meldt dat zij alléén de toestand niet meer meester zijn. Ik... ik... Kort en goed: Sparta's soldatendeugd vraagt ònze schamele hulp! Ja!
De overwinnaars van de Perzen in de ban van hun eigen slaven!
Moet dit Thespanios nog een vraag waard zijn? Mijn soldaten hebben al hun orders. Ik vertrek na het temperen van de eerste middagzon.
Zeer juist, Cimon. En bewonderenswaardig snel.
't Bericht is tekenend voor de tijd: de slaaf die wrokkend naar de wapens grijpt om wederrechtelijk zijn meesters te overweldigen! Ik geloof, ik hoef de binnenlandse parallel niet bij de naam te noemen.
| |
| |
De crisis van òns gezag is minstens zo schrikwekkend: Hier zijn 't geen slàven die het volk vergiftigen.
Crisis van 't gezag is een groot woord, Cimon.
Als de draagwijdte van wat wij thans buiten zien maar even klein was als dat woord!
(Menander en Sotalces komen op)
Menander, ken je 't nieuws?
Wie is die man? Wat wil hij?
Ik ken hem niet, hij is achter me aan hier binnen gelopen.
Ik ben Sotalces, de boer, en 't is op zichzelf al 'n schande dat jij de pachters van je eigen grond niet kent, Thespanios.
Geen reden om zo tot je heer te spreken. Wat kom je doen?
Ik kom zeggen dat ik minder pacht betalen wil. Ik ben gekozen tot lid van de volksraad van vijfhonderd. En in de tijd dat ik dan moet vergaderen, kan ik niet werken, zodus...
Maar ìk heb je toch niet gekozen voor die raad?
Neen, als 't van jullie afhing bestond er helemáál geen raad. De plutocraten zitten op hun geld en laten ons als slaven bukken.
't Klinkt lichtelijk eenzijdig.
Wie zaait het koren, wie ploegt en mest en maait en oogst? Leg je hand eens naast de mijne, en meet de dikte van het eelt.
Sotalces, er bestaat nog ander werk dan met de blote hand, dat hebben de goden zo gewild.
Als ik de vruchten voortbreng die jullie moeten voeden, wens ik mede-zeggenschap over 't geen ermee gebeurt!
| |
| |
Maar 't is mìjn land en 't is mijn koren, man.
Dan moet je 't zelf maar voortaan oogsten.
Ephialtes zegt...
Je bent opgehitst, Sotalces, je bent met schone leuzen...
Stil, laat hem spreken. Wàt zegt Ephialtes, beste man?
Jullie staan hier nou wel met vieren van de areopaag, maar toch durf ik het je te zeggen: Jullie tijd is om, wij stemmen jullie af!
Aha! Da's tenminste mannentaal.
Ik geloof dat jullie nog steeds niet weten wie hier voor je staat.
Hier staat geen slaaf of geen onmondig instrument, hier staat een vrije Griek, een boer die zijn gepachte land in vrijheid bebouwt.
Ja dat hebben jullie al sinds mensenheugenis verzekerd, evenals sinds mensenheugenis verbetering beloofd is. Al in de oorlog is ons de vrije pacht beloofd, en stemrecht, en gelijkheid voor de wet. Maar van zoveel schone woorden waren evenveel slagen met de zweep het enig resultaat!
Da's nu genoeg, zegt Ephialtes, wij gaan nu drijven op eigen kracht.
Wij vragen nu niet meer, wij zullen eisen. Democratie!
En heeft die Ephialtes véél aanhangers, die er zo over denken?
Dat zullen jullie merken! Naast de vrije pachters staan de mannen van 't vrije beroep in de stad. Zij allen kennen maar één woord meer: Democratie!
Sotalces, wees verstandig, blijf bij je ploeg en ver-
| |
| |
bouw het land. Dan dien je de staat beter dan met kletsen in die raad.
Wij zullen je grieven ernstig overdenken, daar kun je op rekenen.
En wat die pacht betreft, die is al laag genoeg. Je hebt 't tien jaar opgebracht, mijn land is goed en vruchtbaar, dus: zet 't uit je hoofd.
Wel voor den drommel niet, ik eis mijn recht!
Ga terug naar je boerderij en melk mijn geiten.
Ga, 't is tijd om te mesten.
Niet vóór ik een nieuwe pachtbrief heb!
Sotalces!, ga, zeg ik je! (roept achter 't toneel:) Kemon, Albicos!
Krijg ik een lagere pacht, ja of nee?
... Neen! En leer hier uit dat de heer van je land voor dwingelandij niet wijken zal!
(Kemon en Albicos verschijnen met zwepen onder de arm)
Dan ga ik. En meld aan Ephialtes: het gelijk is aan jouw kant, Thespanios kent geen rede. De vijand van het volk houdt dit land thans in zijn greep, wij zweren de vrede af! Democratie!
(op 'n wenk van Thespanios grijpen de twee slaven Sotalces beet en voeren hem naar buiten, de vier mannen blijven met bezorgde gezichten achter)
De tong van 't plebs, de geest van 't naderend oproer.
Dit gaat te ver. Dat steeds weer vrijen van die grillige volksgunst kostte mij m'n halve fortuin. Maar dit kost ons mèèr: ook jullie zullen nu opnieuw naar de gunst van het gepeupel moeten dingen.
Hier moet gehandeld worden, zonder uitstel.
| |
| |
En woorden alleen zullen ons hier niet meer baten.
Halt, halt, vrienden, voorzichtig toch en niet te vlug! Soepelheid bracht een voortvarend staatsman nog altijd het meest succes.
Daar stond niet alleen Sotalces, daar stond het boerendom van Attica! Daar sprak de geest waarvan het hele ambachtsvolk bezeten is! Dit is een vloed, een hartstocht, en de gladde demagoog gaf haar een naam: democratie. Deze eeuw wil democratie, roepen wij dus ook, en wel om 't hardst: democratie!
Geen vaagheden, Menander! Indien je vernieuwing wenst, herordening, ontwikkeling, ik ben er vóór, en neem ze zèlf ter hand.
Maar dit tast pijlers aan, dit vreet aan onze grondslag.
Hoewel ik Menander's inzicht zeker waardevol vind voor een op te stellen werkmethode, geloof ik toch dat hij de draagwijdte van dit oproer onderschat. Bij 'n verandering van koers vraagt 't volk altijd enige lijken, waarde vriend. En 't lijdt hier weinig twijfel wie die lijken zullen zijn.
De kop gaat 't kosten aan dengeen, die hun slagwoord durft weerstaan. Maar roepen zij: wij eisen recht! zo roepen wij: ja, eist je recht! En schreeuwen zij: democratie! dan hoor je ons: democratie!
En roepen zij: de kop van Menander! dan roepen wij...?
En reken daarop, Menander, vandaag nog niet, maar morgen.
Leden wij dan al de nederlaag, dat wij hier moeten schipperen? Moreel de bakens verzetten voor een oproerig schuim?!
En voor laveren is het trouwens toch te laat.
Hier dient kracht en list gebruikt.
En snelheid! Onze partij slinkt met de dag.
Daarom: snel jij naar Sparta, en laat het binnenland
| |
| |
aan ons. Zoals altijd, gaat deze woeling met het buitenland weer hand in hand. 'k Heb geen bewijzen nog, maar ze vinden in de opstand tegen Sparta zeker hun morele steun. Da's dus jouw taak, Cimon, aan Sparta snel de bevrijding. Wij maken onderwijl wel schoon-schip binnenshuis.
Kan ik daar gerust op zijn?
Als op je eigen overwinning. Wij hebben 't gevaar gezien.
Dan ga ik voor een laatst bevel. Tot straks.
(af. De drie achterblijvers kijken elkaar peinzend aan, waarbij aan Diocles' en Menanders vragende blikken duidelijk te zien is dat Thespanios hier als de auctor intellectualis wordt beschouwd)
Democratie... en Ephialtes, de kop van deze draak.
Deze draak heeft vele koppen; naast de leider staat Pericles, en verder...
't Is te bezien wat de anderen doen, als de voor vechter hen ontvalt.
Ephialtes, Sophonides' zoon... jij kent hem van nabij?
Neen, voor zover ik gehoord heb...
Dat hij voor geld zal zwijgen?
Mits elegant gearrangeerd...
Men noemt hem 'n idealist, en idealisme is de on handelbaarste soort eerzucht die ik ken.
Hij won de vijfkamp, hè? Is niet getrouwd...
Ja... het is te proberen.
| |
| |
... Natuurlijk eerst met zachtheid deze schreeuwer proberen aan te lokken. Wij zullen hem vanmiddag in kleine kring gaan lauweren, interesseren ons zeer minnelijk voor zijn ideeën, zoals Menander aangaf, en schenken hem de volle trots van ons vertrouwen. Ik nodig hem op mijn maal, ja, deze middag al. En... je weet dat ik de goden dikwijls vloekte dat zij mij een zoon onthielden. Maar nu moet ik deze lotsbestiering zegenen dat ik een schrandere dochter heb.
Ja, Daphne's vrouwelijke kunst ontneme hem de eerste hardheid, dan doen de wijn, het maal, ons samenzijn en onze woorden de rest.
Zeer juist bedacht, m'n waarde vriend.
Zijn jeugd doet mij bij zijn gevaarlijke doortastendheid een kwetsbare naïveteit vermoeden, en 't zou voor ons een aanwinst zijn als hij tenslotte aan onze zijde stond.
Ga, zoekt hem, fungeren jullie eens als boden, en nodig hem voor mijn gastmaal.
Geen werk voor mij; ik kan niet huichelen.
Dan jij, Diocles. Wees vriendelijk, vlei hem, praat vooreerst over zijn verrichtingen in het stadion, en laat terloops iets vallen over zijn verbluffende theorieën, spreek over de rechtvaardige eisen van het volk, kortom: speel hem hier binnen. Hier zal hij de streling voelen van ons gezag, en...
Goed goed goed, maar... áls zijn idealisme nu eens sterker blijkt dan jouw diplomatie? Of stel, hij is niet zo naïef als jij wel denkt...
(duim omlaag)
Dan... uit den weg geruimd, terstond!
Ook daarvoor zal ik maatregelen treffen.
Zeer goed, in iedere rattenklem zit vóóraan 'n beetje spek.
| |
| |
Ik ga dan, zet mijn gezicht al in de plooi, tot straks!
En ik wil zien of onze aanhang werkelijk slinkt als Cimon zegt.
Geef hem onderwijl wat nieuwe groeikracht met wat geld, dan laat ik mijn dochter al een lauwer vlechten.
(alle drie af).
|
|