Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Twee gedichten M. Vasalis De winter en mijn lief zijn heen; er zit een merel op het dak, zijn keel beweegt, zijn snavel beeft alsof hij in zich zelve sprak. Hij luistert: uit de verre boom klinkt als het ketsen van twee steenen een vonkenregen van verlang, zoo luid, zoo helder en zoo bang.... de merel stort zich met een kreet vol wildheid in de voorjaarsvlagen. Ik kan het bijna niet verdragen: - de winter en mijn lief zijn heen. Na een onweer Het had geonweerd en de straat was nat, het asphalt lag als water aan de oever van het trottoir, waar plechtig trad een duif en koerde, als een kind, maar droever De hemel boven 't park werd licht, de boomen stonden groen, afzonderlijk, en ieder leek een bosch, zoo vol, zoo wonderlijk en in zichzelf volledig, opgericht. Ik liep te kijken in de korte, stille straat en zag de duif, de kleur van onweer op zijn vleugels en pootjes roze, als de dageraad. Vorige Volgende