ziele, maar eerst moest nog als boeman Jan Lubbes ten tonele worden gevoerd, en wrede werkelijkheidszin zocht in humor troost, humor die ook zelfironie zou kunnen heten.
Men vond reeds vroeger een lichtelijk weemoedig specimen hiervan in de nuchter-dichterlijke Nescio. En is niet Elsschot een licht, dat vele motjes lokte? Zou er geen verwantschap bestaan tussen een verschijning als Laarmans en de zeer ongelijksoortige maar soortgemeen karikaturale verschijningen, die sommige iets jongeren bij ons op de planken deden paraderen, als Meneer Visser bij Vestdijk, Meneer Bandjes bij Peter van Steen, Meneer Boontjes bij Stroman en Gaalman bij Walter Brandligt?
De elementen van de werkelijkheid worden, uit behoefte aan afstand (door afschuw?) niet meer in het vlak naturalistisch procédé gelast, ze liggen niet één aan één, men laat ze veeleer buitelingen maken om ze des te nadrukkelijker te doen zijn. Op een afstand ziet men beter, en zéker datgene wat ‘beweegt’. Men leerde het bij Kafka.
Dit gekscheren met de waarheid nu is een waarachtige levenshouding geworden, zoals men die b.v. al zo lang in de afstandsrijke studentenmaatschappij aantrof.
Bij het bouwen volgens beginselen, die hechtheid waarborgen, volgen de jongeren F. Bordewijk als een aanzienlijk en bewonderd voorganger, zonder hem nochtans na te volgen, slechts in zijn conceptiebewustheid. Maar om het detail als bouwstof te kunnen bezigen en het niet te laten bij een blote vermelding, gelijk de improviserende deed, dient het scherp te zijn waargenomen en in zijn symbolische betekenis doorgrond. Juist hierin weerspiegelt zich, desnoods bij een afgemeten weergave, tenvolle de persoonlijkheid.
Want de norm van het zelf-doorleefde is bij deze jongere schrijvers de heersende; ook waar de epiek feitelijk te kort schiet, als in Cola Debrot's ‘Bewolkt Bestaan’, klinkt het persoonlijke er lichtend uit op.
Men mag uit dit alles concluderen, dat de afstand tussen schrijver en geschrift (al werd daarentegen de afstand groter tussen weergave en object) korter is geworden. Het was een eis van ‘Forum’ en Du Perron demonstreerde met ‘Land van Herkomst’ evenzeer, zij het ongewild, ‘de school’, als Van Deyssel het de naturalistische deed met ‘Een Liefde’.
Over de hoofden der Tachtigers heen, had ‘Forum’ getracht terug te reiken naar de intelligentste gebieden van de negentiende eeuw. ‘Criterium’ deed het nogmaals, nederiger, en slaagde. Het klonk