Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Ad Interim, 1949, nummer 1] Regionen H.W.J.M. Keuls Nacht is stiller dan gij wist, O verlatene der droomen: Wie dit zwijgen heeft gemist Vindt hier nimmer onderkomen. Wijl uw lichaam werd gekust, In omhelzingen besloten, Zijt gij heimlijk, onbewust Uit de hemelen verstooten. En gij ziet geen wegen meer, Alle teeknen zijn verdwenen, Slechts een uitgeput weleer Weeft zijn schemer om u henen Wank'lend tusschen lust en pijn, zinkend en weer opgerezen, Onderworpen aan den schijn, Van ontroering niet genezen, Zoekt gij een verloren land, Waar onsterf'lijke beminden Spelend langs den bloesemrand Van den dood elkander vinden. Nacht is stiller dan gij wist, Tegen 't grenzenlooze waken Hult gij u in eigen mist, En ik kan u niet genaken; [pagina 2] [p. 2] Want het licht is mijn gebied Tot de verste duizelingen, En mijn hart verdraagt het niet In het duister door te dringen. Eenmaal was ik u nabij Alle hartsgeheimen wetend, Thans doolt gij beneden mij Hulploos aan de stof geketend. En ik kan niet als voorheen Met mijn lippen u bevrijden, Want ik ben niet die ik scheen, Toen ik liefde en dorst moest lijden. Dag en nacht zijn één van wil, O verlatene der droomen: Waar ik adem wordt het stil En kunt gij niet komen. Vorige Volgende