| |
Bibliographie
V. Sirolf: De Schuldenaar. Gottmer, Haarlem.
Deze roman werd bekroond met de eerste prijs in een door de uitgeefster op touw gezette wedstrijd. Het eenparig oordeel van de jury luidde volgens de tekst op het omslag: ‘Een uitmuntend gecomponeerde en goed gedocumenteerde historische roman, die ons doet denken aan de grootste romanciers uit de vorige eeuw’. Jury-uitspraken zijn er om beknibbeld te worden, maar dat deze historische roman goed gedocumenteerd is, zal men wel aan moeten nemen, want geen sterveling die niet over een uitgebreide en grondige historische kennis beschikt zal het al of niet goed gedocumenteerd zijn van dezen roman kunnen nagaan. Toch heb ik zoo het vage vermoeden, dat de auteur zijn lezers bij de neus heeft genomen en dat zijn fantasie grooter is dan zijn historische kennis - wat overigens volstrekt geen bezwaar is. Deze indruk wordt in de hand gewerkt door de geenszins uitnemende doch tamelijk lukrake compositie en de geringe eenheid van stijl. Sirolf's schrijfwijze herinnert, met zijn lange, ingewikkelde zinnen, zijn herhalingen, recapitulaties en rhetorische vragen, in het begin inderdaad aan romantici uit de vorige eeuw, maar verderop wordt zijn toon serieuzer, zijn stijl meer gedrongen en flitsend. Daar schijnt zijn onderwerp - de geschiedenis van een Kolonel-landedelman, die lijdt aan vervolgingswaanzin, een alles behalve negentiende-eeuwsch gegeven - hem langzamerhand te pakken gekregen te hebben en toont hij meer dan middelmatige vertellersgaven. Wellicht opgezet als een aardigheidje, is deze roman uitgegroeid tot een wat rommelig, maar zeer leesbaar boek
| |
| |
dat ons benieuwd maakt naar het verdere werk van dezen Utrechtschen wiskunde-hoogleeraar, die nog twee andere bekroningen op zijn naam heeft.
| |
B. Rijdes: Twee tegen een. A.A.M. Stols, Den Haag.
Evenals zijn novelle ‘Het derde Beeld’, waarmee Rijdes destijds op zulk een verrassende wijze debuteerde, herinnert zijn eerste roman aan het feit, dat deze auteur met veel overtuiging classicus is. Want niet alleen heeft hij een van zijn hoofdfiguren, een leeraar in de klassieke talen, die in leven en denken geheel opgaat in de Grieksche gedachtenwereld. Anderik genoemd (de toespeling is duidelijk), maar ook voltrekt de handeling van het boek zich voornamelijk in ‘Platonische’ dialogen. De verdere deelnemers in het debat zijn een zakenman. Koekebakker, die Faust wordt genoemd en als gevolg van de vernederingen die hij in zijn jeugd onderging, nog slechts in de macht van het kwade gelooft, en een notaris, de in Christus als Verlosser geloovende, zachtmoedige Cruce. Deze drie vrienden komen regelmatig bij elkaar en althans Cruce komt eenigen tijd onder de verderfelijke invloed van Faust, die ook zijn zuster in zijn ban heeft, doch op de vijfde figuur van het boek, Margaretha, die hem weliswaar liefheeft, tenslotte geen vat krijgt; zij trouwt later met Anderik. Faust weet zich aan het eind overigens te zuiveren van het kwaad en gaat een toekomst met nieuwe mogelijkheden tegemoet.
Wat in ‘Het derde Beeld’ geen bezwaar kon zijn, maar het hier wel is: Rijdes beschrijft niet in de eerste plaats menschen maar ideeën en in dit geval zelfs vrij vage ideeën - Cruce en Anderik zijn zoo moeilijk van elkaar te onderscheiden dat men de voorkeur van Rijdes voor Anderik nauwelijks kan begrijpen. Bij zulk een opzet is het ook mogelijk dat een ‘duivel’ zich zoozeer verloochent als Faust dat doet in het zwakke en logischerwijze onaanvaardbare slot. En eveneens dat de figuren elkaar steeds zoo prompt tegenkomen als in dit, niet alleen van praatavondjes maar ook van toevallige ontmoetingen wemelende boek.
Dat het genre - van de ideeënroman - niet verwerpelijk behoeft te zijn en dat Rijdes zijn in ‘Het derde Beeld’ gaaf tot uitdrukking gekomen talent niet verloochend heeft, blijkt intussen waar zijn figuren niet slechts met elkaar redeneren, doch waar er iets tusschen hen ‘gebeurt’. In de handelstransactie die Faust tezamen met Cruce uitvoert, komen
| |
| |
beide figuren plotseling op overtuigende wijze tot leven en de liefdesscène tusschen Faust en zijn Gretchen zijn van een sterke liefdesscènes tusschen Faust en zuster slechts een constructie die zijn invloed moet demonstreeren, Margarethe is de meest levende figuur in dit als geheel niet geslaagde, maar in ieder geval interessante en ernstige boek.
| |
Herman Korteling: Het Christophorusbeeld. - Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij, Amsterdam 1947.
Dit is de geschiedenis van een ouden man, die zijn kapitaal geleidelijk verdeelt onder zijn familieleden, handwerkslieden, die door de toenemende mechanisatie langzamerhand aan den grond raken. Ook een oud, kostbaar Christophorus-beeld, dat den ouden man tot zijn opofferende daden inspireert, gaat tenslotte den weg van zijn andere bezittingen, maar op zijn sterfbed mag hij er nog even naar kijken. Er wordt nog meer geofferd in dezen roman en het klinkt allemaal erg nobel, maar veel overtuigingskracht gaat er van de halfzachte figuren niet uit.
| |
Valère Depauw: Het lied van de getouwen. A. Manteau, Brussel, Den Haag.
Een industriëele roman, waarin de opkomst van een weverij wordt beschreven, en wel met zooveel genegenheid voor dit bedrijf en blijkbaar ook met zooveel kennis van zaken, dat men het boek als een waardevolle aanvulling van het, overigens eer tot de journalistiek dan tot de litteratuur behoorende genre beschouwen kan. Zooals bij vele van dergelijke boeken zijn de figuren vlak en clichématig en de afsluiting van het werk is volkomen willekeurig. Maar een verdienste vormt weer het eenvoudige, zuivere Nederlandsch van dezen Vlaamschen auteur, dat doelmatig is waar rustigweg de ontwikkeling van de weverij wordt beschreven.
| |
Ab Visser: De Leugen. De Boekerij, Baarn.
De geschiedenis van een liefdesverhouding, die wederzijds op een leugen berust: van den kant van den jongeman wordt deze verhouding aangegaan en gecontinueerd op grond van een mengsel van ijdelheid en aangeboren goedhartigheid, terwijl het meisje haar ‘vaderbinding’ overdraagt op den jongen, dien zij dientengevolge nimmer vermag te zien in zijn waren aard. De ontaarding van beider gevoelens lijdt tenslotte tot den dood van het meisje, dat door den jongen vermoord wordt.
| |
| |
Ab Visser heeft een fout gemaakt door dit gegeven tot een novelle te laten verwerken door den inspecteur die het onderzoek leidt. Er is hierdoor iets scheefs in het boekje: de inspecteur vertelt tenslotte toch niet in zijn eigen woorden maar in die van Ab Visser, wiens bedoeling om dit bijzondere geval iets algemeen-menschelijks mee te geven. bovendien te veel nadruk gekregen heeft. Ook zonder het commentaar van den inspecteur is de vertelling overigens veelzeggend genoeg - ja, het boek is, afgezien van het genoemde bezwaar, zelfs bepaald aangrijpend en de auteur is er werkelijk in geslaagd ons zijn figuren voor te stellen, niet alleen als menschen van vleesch en bloed, maar ook als menschen wier lot ons persoonlijk aangaat en die ons raken in ons eigen bestaan. Het waarheidselement in deze novelle maakt haar tot een belangrijk geschrift, het belangrijkste dat Ab Visser m.i. tot dusverre geschreven heeft.
| |
Ab Visser: De man zonder hoofd. F.G. Kroonder, Bussum. 1947.
Veel meer ‘een boek’ is de roman ‘De man zonder hoofd’ van denzelfden schrijver, die ongeveer tegelijkertijd met ‘De Leugen’ verscheen. Dat wil zeggen: het fictieve element is hier veel sterker geprononceerd en wel in allerlei occulte, parapsychologische verschijnselen met geheimzinnige verschijningen en verdwijningen, duistere moorden en wraakoefeningen. Er is wel iets teveel van dit fraais in dit boek, maar de verteller die Ab Visser hier ingevoerd heeft is een levend mensch geworden en ook de sfeer is soms zeer suggestief, zoodat men het boek toch geboeid en overtuigd leest.
| |
Anton van der Vet: Het vluchtend Geluk. F.G. Kroonder, Bussum, 1947.
Van der Vet's inspiratie is bij het schrijven van deze roman uitgegaan van het reisjournaal van Leonard Roggeveen, die in 1723 een expeditie van drie schepen uitrustte ter ontdekking van Terra Incognita Australis. Op een eiland in de Stille Zuidzee deserteerden vijf jongemannen van wie nooit meer iets werd vernomen. Eén dezer jongemannen, een Amsterdamse patriciërszoon is de hoofdpersoon van Van der Vet's boek, die een hevig verlangen koestert naar vrijheid, naar een schaduwloos geluk in een ongerept land. Dat hij dit geluk nimmer bereikt, laat zich raden.
Dit motief, noch Van der Vet's schrijfwijze zijn bijzonder persoonlijk, maar deze jonge auteur blijkt in staat om rustigweg een
| |
| |
gaaf boek te schrijven, waarin het wisselend landschap, de sfeer van den tijd en enkele primaire menschelijke eigenschappen - meer dan de menschen zelf - een krachtig en overtuigend leven ontvangen. En dat is op zichzelf een gelukwensch waard.
| |
W. Somerset Maugham: Op het scherp van de snede. Vertaling C.J. Kelk. De Driehoek, 's-Graveland.
‘Geniaal’ zou Somerset Maugham's ‘The razors edge’ volgens de toelichting van de Nederlandse uitgave vooral zijn door ‘het bijzondere feit, dat voor het eerst in een wereldsche en realistische roman de diepste wijsheid der Oostersche denkers een rol speelt en dat de jonge Amerikaan waarom het boek draait de zuivere hoogten verkent waarop de Indische heiligen verkeeren.’
Kwalijke motiveering, want de genialiteit van een boek wordt niet bepaald door het een of andere bijzonder feit, maar door de wijze en het niveau waarop dit feit werkelijkheid wordt. Larry Darrell nu, de verkenner der zuivere hoogten, is wel de zwakste figuur in Maugham's boek: zoo gemeenzaam als de auteur omgaat met de andere figuren, zooveel afstand schept zijn skepsis ten opzichte van Larry Darrell, wiens strijd om bevrijding dan ook nergens ‘bloedige ernst’ wordt. Maar Maugham is dan ook geen ‘ernstig’ schrijver, hij is geen genie maar een groot talent met veel fijne smaak en een gevoelige intelligentie, wiens ‘Razor's edge’ men leest met oprechte bewondering voor de brilliante en bekoorlijke hoedanigheden van karakterteekening en compositie.
J.R.
|
|