Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] Lelien Jeugdvoorvallen drijven als lijken boven. Ik staar de gracht in van mijn eigen kwaad. Hoe is het mogelijk, dat dit nog bestaat en als een vegetatie ligt te stoven in zon die uit mijn zenith is verschoven naar deze plek en langzaam ondergaat. Leliën van bederf, lachend gelaat, waarin het leven niet meer kan geloven. Over de stenen balustrade leunend gaan mijn gedachten naar een oud weleer; ben ik het kind, voor iedere daad gereed en dat niet wist wat het spelend misdeed; zich om geen god of ander goed bekreunend, meester op zijn terrein en eigen heer. Gerrit Achterberg Vorige Volgende